Grenswaarden voor een Paris Proof gebouwde omgeving
Gebruiksgebonden emissies met een aanbod duurzame energie
Om te voldoen aan de klimaatdoelstellingen uit het Klimaatakkoord van Parijs heeft DGBC een einddoel voor gebouwen in 2040 geformuleerd. Dan zijn gebouwen op gebruiksgebonden energiegebruik ‘Paris Proof’. Voor dit einddoel wordt dus alleen nog maar duurzame energie gebruikt en geen CO₂ meer uitgestoten. Om dit doel te bereiken moet twee derde van het huidige energieverbruik worden bespaard. En de rest moet duurzaam worden opgewekt.
Energieverbruik terugdringen
Voor het huidige gemiddelde energiegebruik voor verschillende gebruiksfuncties in kWh/m² zijn cijfers gebruikt uit een onderzoek door Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN, tegenwoordig onderdeel van TNO). Het peiljaar is 2013. Dat is het meest recente totaaloverzicht over alle sectoren. Dit energieverbruik moet dus met twee derde terug in 2040.
Duurzame energie opwekken
In 2050 kan rond een derde van de huidige energiebehoefte uit duurzame bronnen binnen Nederland worden geleverd (rapportage duurzaam energiepotentieel van het Planbureau voor de Leefomgeving).
Meten met WEii
De manier om het werkelijke energieverbruik te meten is via het WEii-protocol. Hierin worden zes klassen benoemd. De WEii-klassegrenzen zijn afgeleid uit de ECN-studie met energiegegevens van de Utiliteitsbouw uit 2015. Voor de klassegrenzen is gebruik gemaakt van percentielen: het percentage van de gebouwen die een lagere waarde heeft dan de klassegrens. Hierbij is de volgende indeling gemaakt:
- zeer zuinig 10% percentiel
- zuinig 32,5% percentiel
- gemiddeld 67,5% percentiel
- onzuinig 90% percentiel
Daarnaast zijn de klassen Paris Proof en WENG toegevoegd. Paris Proof is 1/3 van het gemiddelde energiegebruik, en WENG met een energiegebruik van 0.
Meer informatie over de WEii, het rekenprotocol en een rekentool is te vinden op de website.
Materiaalgebonden emissies met een budgetbenadering
Bij materiaalgebonden emissies is het complexer meten dan bij gebruiksgebonden emissies. We hebben er minder invloed op, er zitten meer schakels tussen de plek waar uitstoot plaatsvindt en niet alle uitstoot is aan eigen opwek of energieleveranciers te koppelen. Daarom kiezen we voor materiaalgebonden emissies een andere aanpak.
Daarom wordt gerekend met een Carbon Budget, waarbij we nog een resterende hoeveelheid emissies mogen uitstoten om binnen de 1,5 graden opwarming van het Parijsakkoord te blijven. Deze budgetbenadering is uitgewerkt in een rapport van NIBE in samenwerking met DGBC.
Wat betekent het beschikbare budget dan voor de materiaalgebonden emissies? We hebben streefwaarden per m² geformuleerd. Met deze streefwaarden komen we dichtbij of blijven we net binnen ons CO₂-budget. De afbouw van de streefwaarden richting 2050 geven we indicatief. Iedere drie jaar worden die aangescherpt.
Dat de streefwaarden nog niet naar nul gaan in 2050 komt door de opbouw van het model, waarin de industriewaarden elk jaar 5% verbeteren ten opzichte van het voorgaande jaar. Dat betekent dat ze asymptotisch naar nul bewegen. Uiteindelijk moeten de streefwaarden richting 2050 natuurlijk wel naar nul gaan. De discussie of nul echt mogelijk is en of nul echt nodig is, wordt naar onze verwachting nog wel gevoerd, maar niet op dit moment.
Nederlandse bouwdata
Voor het berekenen van de scenario’s waar uiteindelijk de grenswaarden op zijn gebaseerd, is gebruikgemaakt van een aantal datasets. Deze staan verder uitgewerkt in de achtergrondrapportage Paris Proof Materiaalgebonden emissies, uitgewerkt door NIBE. De Excel met berekeningen is op te vragen via l.nossek@dgbc.nl.
We hebben nog behoefte aan meer doorgerekende projecten die we toe kunnen voegen aan de dataset.
Whole Life Carbon waarden
Het ontwikkelen van een integrale aanpak van zowel gebruiksgebonden (operationele) emissies als materiaalgebonden emissies is een uitdaging die we de komende periode aan willen gaan. Dit is belangrijk, omdat het toevoegen van extra materiaal wellicht een goede zet lijkt vanuit een operationele invalshoek, maar dit niet altijd geldt als materiaalgebonden emissies mee worden genomen. Zonnepanelen bijvoorbeeld kosten erg veel materiaalgebonden emissie en draagt daarbij aan de uitstoot nu, maar zorgt wel voor een lagere vraag naar (gebruiksgebonden) energie.
De komende tijd werken we aan de uitwerking van deze integrale Whole Life Carbon aanpak. De manier waarop we doelen zetten (bijv. aan de hand van grenswaarden) volgt uit de bijbehorende Whole Life Carbon rekenmethodiek.