Welke leidende principes kunnen we hanteren?
Nu we hebben gezien welke oplossingsrichtingen voor materiaalkeuze gebruikt kunnen worden, is het ook van belang na te gaan welke principes dan centraal zijn voor een zo laag mogelijke CO₂-uitstoot. Deze principes zijn anders van aard voor operationele emissies dan voor materiaalgebonden emissies. Al vanaf de vroege initiatieffase van een bouwproject is het immers van belang emissies te beperken.
Operationele emissies
Leidend principe 1: Sturen op het werkelijk energiegebruik
Sturen op werkelijk energiegebruik betekent dat zowel de gebouw- en gebruiksgebonden energie meegenomen wordt, ofwel de standen die afgelezen worden op de meters. Dit geeft een veel nauwkeuriger beeld van de energieprestatie van een gebouw. Er komen hier ook geen ingewikkelde berekeningen aan te pas, want het is simpelweg af te lezen op de meters.
Sturen op werkelijk energiegebruik helpt ook om barrières weg te nemen om tot energiereductie te komen. Dit heeft te maken met een split incentive; wie heeft profijt van energiereducerende maatregelen? Door op het totale energiegebruik te sturen, kunnen partijen als de gebouweigenaar en de huurder gezamenlijk de meest kosteneffectieve oplossing kiezen en zijn ze niet gedwongen om zich te houden aan voorgeschreven lijstjes. Liever nog zien we dat één partij verantwoordelijk wordt voor het totale energiegebruik, bijvoorbeeld via een all-inclusive huurcontract.
Verschillende gebouwtypen hebben een verschillende energievraag. Graag verwijzen we naar de routekaarten kantoren en retail waarin dit verder is uitgewerkt voor deze sectoren.
Leidend principe 2: Reduceer het huidig energieverbruik met 2/3
In 2050 kan ongeveer eenderde van de huidige energiebehoefte worden geleverd uit duurzame bronnen binnen Nederland. Ieder gebouwtype heeft een eigen energievraag, daarom zal ieder gebouwtype uit moeten gaan van een reductie van 2/3 in 2040.
Omdat bij de duurzame opwek alleen de centrale opwek is meegenomen en niet de opwek op gebouwen, gaan we uit van de hoeveelheid energie die van het energienet afgenomen wordt. Dit betekent dat eigen opwek van zonne- of windenergie meegenomen mag worden als een besparingsmaatregel van het gebouw.
Voor organisaties zoals beleggers met een portefeuille van gebouwen, kan het zo zijn dat energiereductie voor het ene gebouw gemakkelijker te realiseren is dan voor het andere gebouw, of dat er toch meer energiegebruik is in een gebouw. In deze situaties kunnen organisaties binnen hun portefeuille compenseren, zodat er over alle gebouwen heen toch 2/3 reductie wordt behaald.
Leidend principe 3: CO₂-uitstoot zo snel mogelijk omlaag
Voor sommige gebouwen kan er niet direct gekozen worden voor de meest duurzame optie. Ook kan de meest duurzame optie in de toekomst nog niet de meest duurzame optie is in de huidige situatie,bijvoorbeeld bij een warmtepomp. Een hybride warmtepomp vergroot de vraag naar duurzame energie, maar als het bijvoorbeeld heel koud wordt, kan er nog steeds overgegaan worden op gas. Dit voorkomt dat er veel piekvermogen moet worden geïnstalleerd voor de koude dagen. Dat kost werk aan het net. Om toch snel stappen te zetten, is een hybride warmtepomp in veel wijken een goede oplossing om zo snel mogelijk tot CO₂-reductie te komen.
Leidend principe 4: Duurzame invulling energiegebruik
Als alle bovenstaande principes doorgevoerd zijn kan er nog een energievraag over zijn. We stellen dat dit duurzaam ingekocht moet worden. Door Nederlandse groene energie in te kopen, neemt de vraag naar duurzame energie toe en worden er dus meer duurzame energieprojecten gerealiseerd. Daarmee bereiken we sneller onze klimaatdoelen. Sterker nog, het uitgangspunt is dat in 2050 alleen nog maar groene energie beschikbaar is.
Materiaalgebonden emissies
Behoud
De impact kan in het begin van een project worden bepaald door twee vragen te beantwoorden:
- Is nieuwbouw noodzakelijk of voldoet renovatie?
- Wat wordt gesloopt en wat kan hergebruikt worden?
Enerzijds heeft de bouwsector de tendens om in te zetten op nieuwbouw, maar anderzijds is het de kunst om dit niet te doen, omdat niet-bouwen levert uiteindelijk de meeste milieuwinst op. Dit vergt een andere manier van kijken naar de vraag, naar comfortniveau en naar levensstijl. Welke eisen stellen we aan onze gebouwen? Kunnen we met minder, of kunnen we op een andere manier omgaan met de huidige gebouwen?
Een goed perspectief wordt gegeven in het onderzoek ‘Ruimte zat in de stad’ naar de capaciteit van bestaande wijken. Alleen al woningbouwcorporaties kunnen met de juiste strategie de komende 10 jaar 60.000 woningen jaarlijks toevoegen binnen het eigen bezit. Door biobased materialen toe te passen is het mogelijk om op andere plekken op andere manieren woningen en/of gebouwen toe te voegen in bestaande wijken en gebieden.
- Quote Sandra Nap, Holland Houtland
In onze carbon budgetbenadering gaan we uit van een prognose van wat nog gebouwd en gerenoveerd gaat worden. In feite zouden we een groter budget over houden als we veel minder gebouwen neerzetten. Dit zien we als een politiek vraagstuk en maatschappelijke discussie - een hele belangrijke.
Als er gekozen wordt voor nieuwbouw, ligt de grootste milieu-impact in de fase tot aan de oplevering van het gebouw. In dit proces is het van belang om zo vroeg mogelijk te beginnen met het meenemen van de impact van materiaalgebonden emissies. Hoe later dit plaatsvindt in het proces, hoe hoger de kosten om materiaalgebonden emissies te verlagen. Gebruik daarom altijd de bovenstaande piramide als er toch gebouwd moet worden.
Reduceren en optimaliseren
Langer gebruiken van producten en materialen zorgt ervoor dat de vraag naar nieuwe producten en materialen minder wordt. Is een product of materiaal nog functioneel? Is het antwoord hierop ja, dan zou je dit product of materiaal bij voorbaat langer moeten aanhouden. We zien dat het esthetische aspect helaas hier vaak de doorslaggevende factor is en daarom producten en materialen al worden vervangen voordat dit daadwerkelijk nodig is.
Circulaire instroom
Wil je toch een product of materiaal vervangen: Geef dan waar mogelijk altijd de voorkeur aan producten en materialen die al gebruikt zijn -daarmee linkend aan urban mining. De uitstoot voor het winnen van grondstoffen en de productie was immers al in het verleden. Probeer ook, als dat kan, op element- of productniveau hergebruik mogelijk te maken, zodat de waarde van het product of materiaal zo hoog mogelijk blijft.
Geef daarna de voorkeur aan hernieuwbare grondstoffen - daarmee linkend aan biobased producten en materialen. Biobased materialen zijn organische grondstoffen die binnen één generatie opnieuw groeien en daarmee hernieuwbaar zijn. Het oogsten van de grondstoffen mag niet leiden tot uitputting van natuurlijke voorraden. We kunnen hierbij zelfs nog een stap verder zetten: biobased materialen en hiermee bouwen leidt niet alleen tot een vermindering van negatieve milieu impact, maar kan zelfs een positieve impact hebben indien we CO₂-opslag in deze materialen waarderen.
Gebruik zo min mogelijk kritieke grondstoffen, oftewel grondstoffen met een belangrijke functie en met een beperkte of bemoeilijkte beschikbaarheid. Een voorbeeld van een product met kritieke grondstoffen voor de bouw zijn PV-panelen uit China. Willen we deze wel uit China halen, met alle milieu-impact van dien? Of gaan we over op PV-panelen die lokaal zijn geproduceerd en daardoor een duurzamere keuze zijn?
Geef bij gebruik van primaire grondstoffen – virgin – de voorkeur aan de optie met de laagste CO₂-uitstoot. Weet je niet waar je je keuze op moet baseren? Met zowel de Bimpact software als de OneClickLCA Carbon Designer kan je vroeg in het proces toch deze keuzes maken.
Duurzame opwek in zowel eigen organisatie als in de keten
Dit principe komt ook terug in de stakeholderbenaderingen. Neem verantwoordelijkheid voor energiegebruik in je eigen organisatie, door zoveel mogelijk energie te reduceren; niet alleen voor de gebouwen die je bouwt of beheert, maar ook voor jouw eigen (productie)faciliteiten. Dit is dus iets anders dan de energievraag voor een kantoor of woning – hier gaat het ook over machines die je gebruikt om producten te maken, benzine voor transport van vrachtwagens van jouw organisatie, et cetera.
Start met implementatie van de de meest passende hernieuwbare energiebron(nen). Dit geldt overigens ook voor machines die gebruikt worden op de bouwplaats, waar we je ook graag verwijzen naar de Routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen.
Een stap verder dan jouw organisatiegrenzen is ook: het gesprek aangaan met toeleveranciers en partners in de keten over hun energievraag en energiebron.
Compensatie als laatste redmiddel
Voor ons geldt compensatie (in het Engels: offsetting) als laatste redmiddel. Mitigatie – tegengaan van uitstoot - dient ten alle tijden maximaal toegepast te worden. Dit wordt gevolgd door hoe veel en wanneer emissies - de resterende uitstoot - kunnen worden gecompenseerd en of die uitstoot wordt gecompenseerd via de Gold Standard of gelijkwaardig. Voor ons carbon budget – dus Paris Proof op projectniveau - staan we compensatie niet toe.
Een risico is greenwashing, ofwel dat bedrijven claimen CO₂-neutraal te opereren door middel van compensatie. De claim CO₂-neutraal laat geloven dat er geen uitstoot is, maar in de huidige markt is deze er zeker nog wel. Het UN International Panel on Climate Change (IPCC) verduidelijkt dat compensatie van emissies met CO₂-verwijdering alleen kan worden gebruikt voor “emissies van bronnen waar geen mitigatiemaatregelen voor geïdentificeerd kunnen worden”.
De nieuwe EU Taxonomy, die vaststelt wanneer een investering als duurzame investering mag worden aangezien, staat compensatie niet toe. Hetzelfde geldt voor Carbon Risk Real Estate Monitor (CRREM).
Het terugbrengen van operationele emissies is enorm belangrijk, maar vaak wordt daarnaast geen rekening gehouden met de impact van materiaalgebonden emissies. Dit zien we terug in de grote uitstoot van bijvoorbeeld isolatiemateriaal - nummer 3 in CO₂-eq. aandeel in bouwmaterialen in Nederland. Het verbeteren van isolatie leidt normaliter tot een lagere energierekening en daarmee dus ook lagere operationele emissies. Echter, de materiaalgebonden emissies moeten ook in acht worden genomen. We raden dan ook aan ook voor isolatie de leidende materiaalgebonden principes ter harte te nemen. Als het niet mogelijk is om minder te gebruiken of her te gebruiken, stuur dan op het gebruik van (lokaal verkregen) biobased materialen.
Als je betrokken bent bij het opstellen van een MPG voor jouw projecten, weet je vast ook dat PV-panelen een hoge milieu-impact hebben, mede door vervangingen gedurende de levensduur van een gebouw. Het is van belang PV-panelen in te kopen met een lage impact. Hier ligt nog een uitdaging voor de markt, om deze (snel) te ontwikkelen.
Sturen op uitstoot nu en circulaire randvoorwaarden voor uitstoot in de toekomst
Om binnen het carbon budget te blijven - nu, maar ook in de toekomst - hebben we uitgangspunten nodig die beide doelen dienen. Met alleen bouwen binnen het carbon budget zonder rekening te houden met hergebruik van producten en materialen in de toekomst, komt deze toekomst in de knel. We zien daarom op hoofdlijnen twee belangrijke pijlers waar rekening mee dient te worden gehouden.
In de leidende principes voor materiaalgebonden emissies hebben we ons met name gericht op de vermindering van de uitstoot nu, en in mindere mate op de randvoorwaardelijke circulaire strategieën om daarmee hergebruik in de toekomst te garanderen.
Het borgen van toekomstig hergebruik en het benutten van de huidige uitstroom zijn essentieel en ze kennen twee opvallende aspecten. Aanpasbaarheid van een gebouw is de eerste, samen met chemische bewerking (smet). Kan een winkel bijvoorbeeld redelijk gemakkelijk omgebouwd worden tot een woning ? Een tweede belangrijke rol is er ook voor losmaakbaarheid van producten of materialen.Kan een product of element aan het einde van een levensduur weer uit het gebouw geschroefd worden? Als producten of elementen aan het einde van een levensduur niet meer te demonteren zijn, kan een product nog wel zo circulair bedacht zijn, maar is dit in de praktijk niet werkzaam. Graag verwijzen we voor losmaakbaarheid naar de meetmethodiek voor losmaakbaarheid, of naar enkele praktijkvoorbeelden.
Zijn producten door bewerking niet meer te gebruiken doordat er bijvoorbeeld chemische bewerking heeft plaatsgevonden? In de huidige bouwpraktijk wordt veel bouwmateriaal zo verwerkt dat het praktisch onmogelijk is om het in de toekomst niet-verontreinigd weer te ‘oogsten’. Ook worden nog veel toxische stoffen gebruikt, soms met een op het eerste gezicht goede reden (bijvoorbeeld brandvertragers). Daar komt nog bij dat in de materialenberg die we 'de bestaande gebouwde omgeving' noemen veel toxische stoffen zijn toegepast. Hoe gaan we daar mee om? Kunnen we het ons veroorloven om die bestaande materialenberg links te laten liggen? Graag verwijzen we naar een verkenning schone en smet(te)loze materiaalstromen.
Module D In feite komt al deze informatie terug in de Module D van de LCA-methodiek, waarbij wordt gekeken naar de toekomstscenario’s van een materiaal, product en/of gebouw. De LCA- rekenregels zijn hier duidelijk in, maar in de praktijk worden hier helaas toch vaak kansen gemist.
De verschillende onderdelen van een gebouw
De levensduur, materiaalkeuze en materiaalgebonden impact zijn met elkaar verbonden. Er kan een indeling gemaakt worden op elementniveau naar levensduur.
In de utiliteitbouw gaan veel van de materiaalgebonden emissies naar de ruwbouw (Structure) maar ook een groot deel naar de fundering en de afwerking (Skin). Juist bij de fundering en de ruwbouw gaan materialen vaak lang mee in een gebouw, zoals te zien in het model van Brand. Daarom is het belangrijk om daar zo snel mogelijk de CO₂ te beperken gezien het grote aandeel van emissies. Gekeken naar de inrichting zijn circulariteitsprincipes als losmaakbaarheid dan weer het belangrijkst. Dit heeft te maken met verschillende levensduren. Een materiaal heeft een technische levensduur en een gebruikslevensduur. Als de technische levensduur langer is dan de gebruikslevensduur is de mate waarin de materialen weer uit een gebouw gehaald kunnen worden en nuttig gebruikt kunnen worden belangrijk. Wanneer dit andersom het geval is, is het belangrijk om met name in te zetten op behoud en reductie. Dan is namelijk nu het enige moment om de CO₂ nog uit de lucht te houden.
Van nul-op-de-meter woning naar nul-op-de-bouwplaats, dat is het doel van Carbon Based Design
Wil je dieper ingaan op de verschillende onderdelen van een gebouw (per schil) en opties om deze te verminderen voor de woningbouw, dan verwijzen we je graag door naar het onderzoek Carbon Based Design. Cityförster geeft hier in opdracht van het Transitieteam Circulaire Bouweconomie 24 principes die een ontwerper houvast bieden in zijn proces naar een (laag) carbon based ontwerp, op basis van MPG analyses.
Vervolg
We willen de verdieping in lagen, scopes en materiaalkeuze weergeven in een stoplicht per stap in het (bouw)proces. We willen hiervoor de processtappen als uitgangspunt nemen, waarbij we voor verschillende stakeholders keuzes uitwerken. LETI (London Energy Transformation Initiative) geeft een goede basis in Embodied Carbon Primer.