De invloedssfeer van een project, maar ook van jouw organisatie en het belang van ketensamenwerking
Ga direct naar de roadmap voor jouw organisatie
De weg naar een CO₂-neutrale bouwkolom is er niet een van soloacties. Iedere medewerker en ieder bedrijf heeft een verantwoordelijkheid.
Op deze pagina geven we daarom handvatten mee die op verschillende niveaus kunnen worden ingezet om uiteindelijk te kunnen voldoen aan het Paris Proof materiaalgebonden commitment. We beginnen met de verschillende niveaus voor een organisatie zelf, van product via project naar portfolio of zelfs de hele organisatie. Daarna gaan we in op de verschillende scopes uit het GHG Protocol en hoe je als organisatie hiermee een ambitie vormgeeft.
Vervolgens gaan we in op de routes van de verschillende stakeholdergroepen, uiteengezet in tabellen. De tabellen vatten de belangrijkste richtlijnen samen waarop deze groepen invloed kunnen uitoefenen. Deze richtlijntabellen zijn verdeeld in 3 fases, om te beginnen met onmiddellijke acties nu, dan bereikte progressie in 2023 en tot slot de bereikte progressie in 2030. Deze tabellen zijn bedoeld als advies aan organisaties op hun weg naar ‘net zero in 2040’. Organisaties kunnen de activiteiten aanpassen aan hun eigen behoeften; ook kunnen ze ambitieuzere doelen stellen.
Iedere organisatie is afhankelijk van de prestaties van de gehele keten van activiteiten, van grondstoffendelving tot voorbij einde levensduur. We sluiten daarom af met een oproep tot bredere en diepere samenwerking.
Het belang van een duidelijk uitgangspunt: Product, Project, Portfolio of organisatie?
Er wordt vanuit verschillende perspectieven gecommuniceerd over de impact van de gebouwde omgeving. Dit geldt ook voor de invloedssfeer van organisaties in de gebouwde omgeving. Zo kan er gekeken worden vanuit de impact van een product, weergegeven in een EPD. Een project/gebouw is weergegeven in een MPG en WEii-klassen, BENG-score of energielabel. Een portfoliobenadering is bijvoorbeeld relevant voor beleggers . Maar ook voor andere stakeholders uit de bouwkolom kan een portfoliobenadering interessant zijn. Met deze benadering worden alle gebouwen gezamenlijk bekeken en keuzes gemaakt voor emissiereductie. De Carbon Risk Real Estate Monitor1 (CRREM) kan ingezet worden voor operationele emissies. De CRREM helpt de industrie om tevoorkomen dat assets (gebouwen) ‘stranden’ door niet meer te voldoen aan toekomstige energie-efficiënte standaarden. Ook geeft het inzicht in de assets die niet meer financieel interessant zijn om duurzaam te renoveren. Deze gedachtegang is ook goed terug te zien in een CAPEX (Capital Expenditures, kosten voor ontwikkeling, eenmalige investering) versus OPEX (Operating Expenditures, terugkerende kosten), afweging. Materiaalgebonden emissies zijn in deze vergelijking CAPEX en operationele emissies OPEX. Vanuit dit perspectief is renovatie naar nul op de meter wellicht niet de beste aanpak. Materiaalgebonden emissies kunnen niet verrekend worden met de levensduur; ze dragen onmiddellijk bij aan de uitstoot nu.
CO₂-emissies vanuit het organisatieperspectief: Scope 1, 2 en 3
Een veelgebruikte manier voor organisaties om te communiceren wat ze uitstoten, is de onderverdeling in de verschillende scopes. Het concept van deze scopes is geïntroduceerd door de Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol), waarbij een definitie gegeven wordt over de manier waarop een organisatie controle heeft over de emissies waarvoor hij direct of indirect invloed op heeft.
Scope 1 zijn daarbij de directe emissies afkomstig van bronnen die worden beheerd door of onderdeel zijn van de organisatie, bijvoorbeeld emissies die vrijkomen bij de productie van goederen. Scope 2 zijn de indirecte emissies, veroorzaakt door het opwekken van ingekochte energie, stoom, hitte en koeling. De emissie vindt dan niet direct plaats bij de organisatie zelf, maar als gebruiker van energie is de organisatie nog steeds verantwoordelijk voor deze uitstoot van een energieleverancier. Scope 3 zijn de indirecte emissies die niet direct beheerd worden door of horen bij een organisatie, maar die zich wel bevinden in de keten van de organisatie door inkoop (upstream) of verkoop (downstream), maar ook door zakelijk verkeer van medewerkers.
Science Based Targets Initiative en de CO₂-prestatieladder
Een opkomend internationaal initiatief dat ingaat op de verschillende scopes is het Science Based Targets initiatief, met als doel om in lijn te blijven met het 1,5 graden scenario (SBTi). Het SBTi is een samenwerkingsverband tussen het Carbon Disclosure Project, het United Nations Global Compact, World Resources Institute en het Wereld Natuur Fonds. SBTi definieert en promoot voorbeelden met wetenschappelijk onderbouwde doelstellingen. Dit doen ze door organisaties eerst in te laten zetten op commitments, vervolgens targets te laten formuleren, deze vervolgens als instituut onafhankelijk te verifiëren en tot slot organisaties hier jaarlijks over te laten rapporteren. Organisaties kunnen hier echter nog wel keuzes maken voor ‘mee te nemen scopes’. Enkele Nederlandse bedrijven zoals Arcadis, Redevco B.V. en Royal Schiphol Group hebben zich gecommitteerd aan doelstellingen voor een maximale opwarming van de aarde van 1,5 Celsius. Interface is al een stap verder in dit proces en heeft gevalideerde targets om in lijn te blijven met het 1,5 graden scenario.
In Nederland wordt de CO₂-prestatieladder van stichting SKAO als CO₂-managementsysteem en als aanbestedingsinstrument veel gebruikt. Deze ladder bestaat uit 5 niveaus, waarbij voor niveau 4 en 5 aan alle scopes gewerkt worden. Gecertificeerde bedrijven kunnen korting krijgen op de inschrijfprijs van hun aanbestedingen bij de overheid.
Stappen per stakeholdergroep
De bouwketen bestaat uit verschillende schakels. Iedere schakel, of stakeholdergroep, heeft een eigen weg af te leggen. We stellen richtlijnen voor zeven verschillende groepen actoren in de vastgoed- en bouwsector:
- Producenten
- Ontwerpers
- Ontwikkelaars
- Bouwbedrijven
- Adviseurs
- Beleggers en vastgoedeigenaren
- Huurders en gebruikers van panden (volgt later)
- Opdrachtgevers (volgt later)
De routes van deze stakeholdergroepen zijn uiteengezet in tabellen, met daarin richtlijnen ter inspiratie. Zo krijgen organisaties de capaciteit om CO₂-neutraal te worden, zelfs om regeneratief – dus niet minder slecht, maar goed - te worden, als volgende stap. In de richtlijnen is een onderverdeling gemaakt op welk level ze plaatsvinden:
- Organisatie
- Projecten (of producten voor producenten, portfolio voor investeerders en vastgoedeigenaren)
- Keten
We willen aan deze groepen ook financieel dienstverleners en gemeenten toevoegen. Wil je hier in meedenken? Meld het door een mail te sturen naar l.nossek@dgbc.nl.
De weg naar een CO₂-neutrale bouwkolom bewandelen we met elkaar door ketensamenwerking
Invloed op de CO₂-uitstoot is beperkt per organisatie, maar ook per stakeholdergroep. De scopes laat de invloed zien vanuit het perspectief van organisaties. Een producent heeft zijn scope 1 en 2 en neemt zowel de uitstoot van winning als de uitstoot van zijn leveranciers mee in scope 3 (upstream). De uitstoot van deze producent komt via zijn producten in zijn geheel in de scope 3 van de ontwikkelaar. Een bouwbedrijf voegt daar vervolgens nog de emissies op de bouwplaats aan toe; dit resulteert gezamenlijk weer in de scope 3 van de uiteindelijke eigenaar van een gebouw.
De bouwkolom bestaat niet uit één bedrijf, maar is een aaneenschakeling van organisaties die afhankelijk zijn van elkaar. Het uitspreken van een gemeenschappelijke doelstelling, transparantie, vertrouwen en het aangaan van langdurige relaties zijn essentieel om te veranderen en innoveren. Wat heeft een organisatie nodig van andere organisaties, bijvoorbeeld in het aanbod van producten, maar ook: hoe worden projecten uitgevraagd? Worden organisaties verantwoordelijk gehouden in hun afspraken en beloften? Dit jaar werken we de vervolgstappen uit, op de richtlijnen die hierboven meegegeven zijn, maar ook vervolgstappen om ketenbreed verantwoordelijkheid te nemen.
Een mooie casestudy hoe ketenbreed samen te werken is Stadstuin Overtoom, waar samenwerking tussen verschillende partijen en disciplines centraal stond in 2008. Door slim samen te werken werden minder kosten gemaakt. In plaats van deze financiële winst bij één partij te laten vallen, werd deze winst geïnvesteerd in duurzame en circulaire oplossingen. De sloop en nieuwbouw is in fases aangepakt, waarbij de partijen zich financieel hebben vastgelegd op de ambities. De winstmarge werd verbonden aan het inhoudelijk succes. Zo konden inkomsten uit de exploitatiefase verrekend worden met de duurzaamheidsambities in de voorbereiding en bouw.
Producenten
De toeleveranciers, oftewel bouwproducenten, hebben een grote invloed en verantwoordelijkheid bij het terugdringen van materiaalgebonden emissies. Zonder aanbod van materiaal en producten met een lage CO₂-impact, kunnen er geen gebouwen neergezet worden die binnen het carbon budget blijven. Transparant zijn over de CO₂-impact van materialen is heel belangrijk zodat de rest van de keten de juiste keuzes kan maken. Ook innovatie in zowel het productieproces als in materiaalgebruik is belangrijk, maar dit dan zonder afbreuk te doen aan technische eigenschappen.
Ontwerpers
Onder ontwerpers verstaan we zowel technische ontwerpers als architecten. Om materiaalgebonden emissies laag te houden hebben ontwerpers een grote verantwoordelijkheid aan het begin van het project. Zij kunnen sturen op ontwerpen met innovatieve materialen waarbij de CO₂-uitstoot minimaal is. Met een Whole Life Carbon uitgangspunt kunnen ze een juiste afweging maken tussen operationele en materiaalgebonden emissies. Ontwerpers zijn ook belangrijk doordat ze specifieke materialen of producten voor kunnen schrijven.
Ontwikkelaars
Ontwikkelaars hebben een grote invloed op de materiaalgebonden emissies die worden uitgestoten in een bouwproject. Zij hebben het overzicht over het gehele proces en kunnen daarmee sturen op CO₂-arme doelstellingen als uitgangspunt. De rol van de ontwikkelaar ligt dus voornamelijk in het sturen in de gehele keten en het bewustzijn van materiaalgebonden emissies niet uit het oog verliezen. Zij kunnen de gestelde doelen uiteindelijk borgen door controlemomenten op te nemen.
Bouwbedrijven
Bouwbedrijven kunnen sturen op het zo laag mogelijk houden van de materiaalgebonden emissies op verschillende manieren. Zo kunnen zij het transport van, naar en op de bouwplaats minimaliseren. Ook de bouwprocessen zelf worden meegerekend in de materiaalgebonden uitstoot en hier zou elektrificatie van de bouwplaats een stap in de goede richting zijn. Ze kunnen ook als expert optreden als het gaat om innovatieve manieren van bouwen waarbij uitstoot minimaal blijft.
Adviseurs
Adviseurs hebben indirect veel invloed, doordat zij hun klanten in de bouwsector en daarmee de sector in het geheel de juiste richting in kunnen helpen sturen. Het is daarom van belang dat adviseurs altijd voor de troepen uit lopen, goed op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen en ook overzicht hebben over de gehele bouwketen. Wanneer zij de ambitie uitspreken om met een Whole Life Carbon benadering in het achterhoofd hun advies uit te brengen, kunnen ze de keten positief beïnvloeden.
Beleggers en investeerders
Beleggers en investeerders kunnen invloed uitoefenen op de reductie van materiaalgebonden emissies door vanuit hun ambitie in te zetten op vooruitstrevende maatschappelijke projecten. Ze hebben veel invloed op het energieverbruik van de gebouwvoorraad maar kunnen ook een grote rol spelen in het materiaalgebonden budget voor een nieuwe voorraad en tijdens grootschalige renovaties.
Huurders en gebruikers van panden
Elke schakel heeft op een of andere manier impact op de Whole Life Carbon uitstoot. Een tot nu toe onderbelichte schakel is de rol van de huurder en verhuurder en iets specifieker: de relatie tussen die twee.
Opdrachtgevers
Hieronder vallen overheden, gemeentes, woningcorporaties maar ook ontwikkelaars als opdrachtgever voor een nieuwbouw of renovatie project. Zij hebben een belangrijke rol in hun vraag naar CO₂-arme gebouwen en kunnen op deze wijze de hele bouwsector de juiste richting op duwen. Waar vraag is, komt aanbod.