Welke gemeenschappelijke taal hanteren we?
Operationele emissies en materiaalgebonden emissies over de gehele levensduur van een gebouw vormen samen de totale CO₂-uitstoot van een gebouw. Dit noemen we ook wel Whole Life Carbon.
Systeemgrenzen
De levenscyclus van een gebouw is verdeeld over verschillende levensfases A tot D, die weer verdeeld zijn in modules. Figuur 4 laat de schematische weergave zien van deze systeemgrenzen zoals die gebruikt worden door de WorldGBC, op basis van de Europese norm EN15978. Deze systeemgrenzen hanteren we.
Schematische weergave van het Whole Life Carbon principe
Schematische weergave van het Whole Life Carbon principe gebaseerd op de LCA methodiek (EN 15978)
Begrippen
We voegen verschillende begrippen toe aan dit raamwerk om gemakkelijker indelingen te maken op basis van emissie;
Emissies tot aan oplevering (A1 t/m A5)
- Materiaalgebonden emissies in de gebruikersfase (B1 t/m B5)
- Operationele emissies (B6)
- Emissies einde levensduur (C1 t/m C4)
- Voorbij levensduur (D)
Operationeel waterverbruik
Een belangrijke wijziging in vergelijking met de Europese norm is dat we het operationeel waterverbruik (B7) niet meenemen. Deze valt buiten de Whole Life Carbon scope.
Voorbij levensduurfase (module D)
Module D bevat belangrijke informatie van eventuele voordelen en (positieve) impact door hergebruik, recyclingpotentieel en export van energie of het herwinnen van energie waar in module A-C nog geen waarde aan is toegekend.
De WorldGBC geeft module D apart weer om consistentie in accounting aan te brengen indien een product meerdere levensduren doorloopt. Zo wordt dubbelgetelde positieve impact voorkomen. Dit is een verschil met de Nederlandse bepalingsmethodiek voor een MilieuPrestatieGebouw (MPG), waar module D wel integraal wordt meegewogen naast A tot en met C. De vraag is of dit de juiste weg is. In deze aanpak wordt voorgesteld om Module D separaat mee te nemen en niet integraal.
Uitdagingen van bestaande bouw, duurzame renovatie en nieuwbouw
De uitdagingen voor nieuwbouw zijn compleet anders dan voor bestaande bouw. Nieuwbouw dient immers nog gebouwd te worden, waar dan vervolgens weer materiaalgebonden emissies aan verbonden zijn die nog uitgestoten worden.
Bestaande bouw heeft deze emissies reeds uitgestoten, maar hier ligt de uitdaging juist weer in het verlagen van operationele emissies door middel van duurzame renovatie. Om na te gaan waar de grootste mogelijkheden liggen bij deze verschillende opgaven, maken we onderscheid tussen de grootste winst die te behalen is in de bestaande bouw, duurzame renovatie en nieuwbouw.
Reductie van operationele energie in bestaande bouw
Operationeel energieverbruik in gebouwen is nog steeds verantwoordelijk voor circa 29% van de totale Nederlandse emissie. Hierbinnen is circa 53% procent voor rekening van woningen, en 47% voor utiliteit. Hiernaast is het goed te realiseren dat 80% van de huidige gebouwen nu, nog steeds in 2050 zullen bestaan. Hier komt de urgentie tot energiebesparing, met name in de bestaande gebouwde omgeving en gestuurd op werkelijk energieverbruik van een pand, als zeer belangrijke boodschap naar voren. Als energiebesparing dan tot het uiterste is doorgevoerd, dient renovatie ten behoeve van energiebesparing dan ook als optie meegenomen te worden.
Reductie van Whole Life Carbon in renovatieprojecten
Uitgaand van het klimaatbeleid werken we toe naar een complete renovatieopgave in 2050. Dit betekent dat we in 2030 circa 1,5 miljoen woningen gerenoveerd hebben (Bron: Klimaatbeleid en de gebouwde omgeving, EIB) en circa 190 miljoen m² voor utiliteit. Deze renovatieopgave vraagt ook toevoeging van materialen in gebouwen, met bijbehorende emissies. Het is dan ook zaak in de renovatieprojecten rekening te houden met de maatregelen en of deze wel het gewenste effect hebben. Deze gedachtegang is ook goed terug te zien in een CAPEX (Capital Expenditures, kosten voor ontwikkeling, eenmalige investering) versus OPEX (Operating Expenditures, terugkerende kosten), afweging. Materiaalgebonden emissies zijn in deze vergelijking CAPEX (investeringen in materialen) en operationele emissies OPEX (operationele energiekosten). Vanuit dit perspectief is renovatie naar nul op de meter wellicht niet altijd de beste of meest duurzame aanpak. Materiaalgebonden emissies kunnen niet verrekend worden over de levensduur; ze dragen onmiddellijk bij aan de uitstoot nu.
Reductie van materiaalgebonden emissie in nieuw te bouwen woningen en utiliteit
In de nieuwbouwopgave is veel aandacht geweest voor operationeel energieverbruik. Door de implementatie van maatregelen zoals de BENG-eisen is op dit gebied ook benodigde voortgang geboekt. Materiaalgebonden emissies krijgen hierdoor een steeds groter aandeel. Wereldwijd is het aandeel van materiaalgebonden emissies in nieuwbouw in 2030 74%, waarmee de noodzaak deze uitstoot nu te verlagen goed voelbaar is.
Totaal aantal emissies wereldwijd voor nieuwbouw van 2020-2050 bij business as usual (Bron: Architecture2030)