Energiescenario's naar 2050
Deze Sectorale Routekaart Logistiek verkent de doelstellingen voor energiebesparing en emissiereductie voor de hele sector. Vervolgens gaan eigenaren en gebruikers aan de slag met routekaarten op gebouw- en portefeuilleniveau. De vorige hoofdstukken gaven een beschrijving van de sector, de ontwikkelingen en de kansen en belemmeringen voor verduurzaming en de technische mogelijkheden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op scenario’s voor de gehele sector, met een doorrekening van de daaraan verbonden investeringskosten.
Indicatoren doorrekening sectorale routekaart Sectorale routekaarten worden voor alle sectoren in de utiliteitsbouw opgesteld. Voor maatschappelijke sectoren zijn er al routekaarten gepubliceerd of worden deze ontwikkeld. DGBC stelt samen met andere brancheorganisaties routekaarten op voor de commerciële sectoren, zoals logistiek.
Om de uitkomsten van de sectorale routekaarten te kunnen vergelijken, zijn gemeenschappelijke uitgangspunten en scenario’s besproken. Routekaarten verkennen onder meer:
- Het energieverbruik (totaal en per m²) voor de toetsingsjaren 2030 en 2050
o Opgesplitst naar gas en elektriciteit o Opgesplitst in gebouwgebonden en gebruiksenergie
- De daaraan verbonden CO₂-reductie in 2030 en 2050
- Investeringskosten en besparingen
Voor deze sectorale routekaart logistiek heeft DGBC gebruik gemaakt van de marktanalyse, opgesteld door Savills en de berekeningen van energiebesparingsmaatregelen van logistieke panden gemaakt door Arcadis. Deze maatregelen zijn tevens te vinden in de Beslisboom logistiek, een online rekentool waarmee men voor de eigen gebouwen de mogelijkheden kan verkennen. In de beslisboom is een kengetal toegepast voor het procesgebruik.
Uitgangspunten scenario's sectorale routekaart
Alle sectorale routekaarten kennen naast het business-as-usual-scenario drie scenario's, die tot respectievelijk 30%, 50% en 80% energiebesparing moeten leiden (met een bandbreedte van + en - 5%). DGBC neemt hierbij als uitgangspunt het totale netto verbruik in kWh/m2, volgens de Paris Proof-methodiek die eind 2020 is vastgelegd in het WEii-protocol (Werkelijke Energie intensiteit indicator). Dat betekent dat er gewerkt wordt met het werkelijke gebouw- en gebruiksgebonden verbruik omgerekend naar kWh, minus de eigen opwek van duurzame energie. Dat komt neer op het saldo van energiegebruik dat nog wordt afgenomen van het net en dus elders opgewekt moet worden.
De scenario’s zijn bedoeld om de afweging te kunnen maken tussen energiebesparing en eigen opwek op gebouwniveau (het 80% besparingsscenario), en daarmee minder beslag op centraal opgewekte energie tegenover het minder ambitieuze scenario met minder maatregelen op gebouwniveau (30% besparingsscenario) met daardoor een veel grotere behoefte aan centrale opwek uit zon, wind en bio-energie.
Deze drie basis scenario’s zijn onderdeel van het format voor de sectorale routekaarten dat naar aanleiding van het Klimaatakkoord voor de maatschappelijke sectoren is afgesproken. De benadering is gelijk aan de DGBC-aanpak, met het verschil dat DGBC becijfert heeft dat tweederde energiebesparing nodig is, ofwel 66%. DGBC neemt daarom in de routekaarten ook het 66% energiebesparingsscenario op.
De logistiek is verder een bijzondere sector in vergelijking met de andere commerciële sectoren: het energieverbruik van de gebouwen is per vierkante meter relatief laag, maar het oppervlak is groot, zodat ook het potentieel voor de opwek van zonne-energie groot is. Scenario’s waarbij de logistiek netto energie gaan leveren zijn daarom niet denkbeeldig. DGBC heeft ook die optie doorgerekend: het maximale scenario waarbij naast gebouwgebonden maatregelen tot 80% van alle logistieke daken van PV-panelen voorzien wordt. Dit speelt in op de mogelijkheid die gemeenten hebben de installatie van PV-panelen op bedrijfshallen te gaan verplichten. Iets wat in de toekomst een effect kan hebben op de bestaande gebouwenvoorraad.
Uitgangssituatie
De logistieke sector groeit erg snel en die groei is alleen maar sterker geworden door de coronacrisis en de toename van e-commerce. In hoofdstuk 2 is daarop ingegaan. In de doorrekening van de scenario’s is geen rekening gehouden met verschuivingen in de totale voorraad. De scenario’s zijn aan de hand van 2.226 panden uit de marktinventarisatie doorgerekend, dat willen zeggen alleen de verwarmde en onverwarmde gebouwen.
Wanneer we naar de verdeling van 6 typen gebouwen uit de beslisboom over de voorraad kijken (3 bouwjaarklassen maal 2 temperatuurniveaus), dan blijkt het overgrote van de vierkante meters in de categorie onverwarmd in de bouwjaarklassen 1992 tot 2012 en na 2012 te liggen. Dit heeft invloed op het gemiddeld energiegebruik van de sector. Het energieverbruik van de verwarmde gebouw ligt weliswaar veel hoger, maar omdat deze een kleiner deel van de voorraad vormen, komt het gemiddelde berekende energiegebruik uit op 58 kWh/m². Opvallend is dat dit verbruik exact gelijk aan het gemiddelde verbruik dat CBS uit werkelijke verbruiksdata van deze gebouwtypen haalt.
Resultaten doorrekening scenario's
Voor logistiek zijn met de informatie uit de marktanalyse en de besparingsgetallen uit de beslisboom scenario’s voor de totale voorraad doorgerekend.
Keuzes die gemaakt konden worden in deze scenario’s lagen in:
- Gebouwgebonden maatregelen. Ten eerste scenario’s doorgerekend met gebouwgebonden maatregelen: 100% quick-wins en 100% gasloos.
- De hoeveelheid PV. Vervolgens is bij het gasloze scenario het PV oppervlak met in stappen opgehoogd, tot maximaal 80% van het dak.
Vervolgens is gekeken welke (combinatie van) gebouwgebonden maatregelen en PV leidt tot de 30%, 50%, 66% en 80% energiebesparing.
Business-as-usual In het minst ambitieuze scenario worden alle quick-win maatregelen toegepast. Dat zijn in feite de erkende maatregelen en daardoor ook verplichte maatregelen. Het gemiddelde energiegebruik daalt van 58 naar 50 kWh/m2, een reductie van 13%. 30% energiebesparing Wanneer in alle gebouwen het gasloze pakket aan maatregelen wordt toegepast, daalt het energiegebruik tot 35 kWh/m² een reductie van -39% en daarmee al meer dan net 30% scenario dat voor alle routekaarten berekend moet worden. 30% reductie zou wel mogelijk zijn door een pakket met quick-win maatregelen en een percentage PV, alleen wordt dat niet aanbevolen: gebouwen zijn dan niet op de gasloze toekomst voorbereid. 50%, 66% en 80% energiebesparing Door PV toe te voegen wordt een verdere energiebesparing behaald. Die invloed is groot:
- Wanneer 5% van het dakoppervlak met PV wordt belegd, komt het gemiddelde verbruik al op 30 kWh/m², 49% onder de huidige situatie.
- Bij 15% van de daken benut bedraagt de reductie 67%. Als we recent het door CBS bepaalde gemiddeld energiegebruik van vorstvrij en verwarmde hallen nemen (het verschil tussen deze categorieën is niet erg groot), dan zou dit het Paris Proof scenario zijn, met een energiegebruik van ongeveer 20 kWh/m².
- Bij 22% van de daken benut wordt de 80% energiebesparing behaald en een energiegebruik van gemiddeld 12 kWh/m².
Scenario Maximaal PV Tenslotte hebben we het aandeel PV-panelen verder laten toenemen, tot maximaal 80% van het oppervlak van de daken. De 80% is gekozen omdat een deel van het dak bezet zal zijn door installaties, lichtstraten etc. Er is geen rekening gehouden met de al geplaatste hoeveelheid PV in de sector.
De energiebesparing loopt op tot 187%, ofwel een gemiddeld energiegebruik van -51 kWh/m², met andere woorden, een energieleverend gebouw met een productie van rond de 50 kWh/m² in plaats van het eerder berekende Paris Proof energiegebruik van 50 kWh/m².
Onderstaande grafiek toont de daling in het gebouwgebonden energiegebruik en de energieopwekking met PV. Het gebruiksenergie deel is constant gehouden op 15 kWh/m².
De investeringskosten zijn via een lijn afgebeeld in de grafiek. Het gaat om de gemiddelde kosten voor een vierkante meter van de gehele voorraad. Bij verwarmde en oudere gebouwen zullen de kosten lager liggen dan dit gemiddelde, bij onverwarmde gebouwen hoger. Deze kosten is voor deze situaties via de beslisboom te bepalen.
Kosten voor scenario's
Door de maatregelpakketten door te rekenen voor de hele voorraad, ontstaat een totaalbeeld van de energiebesparing in de sector en de daaraan verbonden kosten. Om het laagdrempelig en begrijpelijk te houden, zijn die bedragen omgerekend naar prijs per vierkante meter. Op die manier is het voor iedere gebouweigenaar snel inzichtelijk wat de mogelijke kosten zijn.
- Business-as-usual, - het wettelijke niveau - kost gemiddeld €13 /m², met de opmerking dat gebouwen van na 1992 en na 2012 al vrijwel van alle quick-win maatregelen zijn voorzien. Over de gehele voorraad bedragen de investeringen €490 miljoen.
- Alle gebouwen gasloos (-39%) kost gemiddeld €87 /m² en in totaal €3,3 miljard.
- 50% reductie kost €94 /m² en €3,5 miljard. De meerkosten ten opzichte in het vorige scenario’s zijn de kosten van PV (zonder subsidie).
- Bij de 66% reductie en volgende scenario’s wordt het aandeel PV opgehoogd, de kosten en besparingen gaan dan lineair verder: bij 66% en 80% reductie bedragen de kosten per vierkante meter respectievelijk €109 en €119 per m² en voor de voorraad €4,1 en €4,5 miljard.
- Wanneer de gebouwen gasloos worden gemaakt en 80% van het dakoppervlak van PV voorzien, bedragen de investeringen gemiddeld €204/ m² en het totaal €7,7 miljard.
Conclusie doorrekenen scenario's
De doorrekening van de scenario’s bevestigt het beeld dat de logistieke sector enorme kansen biedt, vooral door de plaatsing van PV-panelen op daken. De algemene stelregel uit de Paris Proof aanpak dat gebouwen 2/3 van hun energieverbruik moeten besparen, dan wel zelf opwekken, zou voor logistiek op basis van wat nu blijkt erg conservatieve energieverbruiksgetallen neerkomen op een energieverbruik van gemiddeld 50 kWh/m² voor verwarmde en onverwarmde hallen. Wanneer de hallen bouwkundig worden aangepakt en alle daken vol gelegd worden met PV panelen kan de logistiek gemiddeld 50 kWh/m² leveren in plaats van gebruiken! In totaal levert de sector dan 1,7 Terawattuur, genoeg voor het elektriciteitsverbruik van 650.000 huishoudens, bijna 10% van het elektriciteitsverbruik de gehele woningvoorraad. Een probleem dat dan wel naar voren komt is de ongelijktijdigheid van vraag en aanbod en netcapaciteit. Er zal meer en meer behoefte zijn aan energieopslag en bijvoorbeeld omzetting naar waterstof.
Dat PV qua investeringen een voordelige maatregel is om energie te besparen, en dat zeker zal zijn met subsidies, betekent niet dat er aan het gebouw zelf niets hoeft te gebeuren. Quick-win maatregelen, zoals LED verlichting zijn, qua investeringskosten zelfs nog interessanter dan PV. Isoleren en het gasloos maken van panden is per bespaarde kWh weliswaar duurder, maar is een voorwaarde voor de toekomst, wanneer ook bedrijventerreinen van het aardgas af gaan.
Voor de oudere te verwarmen panden van voor 1992 kan dit betekenen dat renovatie te duur gaat worden, ook vanwege de huidige functionele eisen aan logistiek. Dan kan de afweging zijn om nieuw te bouwen, wat geen verkeerde keuze hoeft te zijn, wanneer bij de bouw rekening wordt gehouden met het eneriegebruik van bouwmaterialen, zoals opgenomen in de MPG berekening. DGBC werkt vanuit bet programma circulair aan een Paris Proof methode en grenswaarden voor deze ‘embodied’ ofwel materiaalgebonden energie en aan indicatoren voor het toekomstvast, flexibel en losmaakbaar ontwerpen van logistieke gebouwen.
In de doorrekening is geen rekening gehouden met de besparing die mogelijk is op het proces gerelateerde energiegebruik, zoals van transportbanden, waar door te verwachten innovatie en vernieuwing nog aanvullende besparingsmogelijkheden voor de sector liggen.