Wijzigingen aan deze handreiking
Deze handreiking is een levend document. Aan de hand van feedback of nieuwe informatie wordt dit document aangepast. Op deze pagina lees je de oude en de nieuwe teksten. In de rest van de handreiking zullen altijd de meest recente teksten staan. De wijzigingen op deze pagina zijn gesorteerd op datum van toevoeging. De meest recente wijzigingen staan dus bovenaan.
Aanpassing 14
Gehele handreiking
Wijziging: april 2025
Aanpassingen
- Relatie met nieuwe BREEAM-NL beoordelingsrichtlijnen zijn bij de criteria verwerkt.
- Toelichting over normen zijn geüpdate, waaronder EPBD IV en EN 15941:2014
- Duiding criteria Klimaatadaptatie, inclusief verwijzingen naar Framework Climate Adaptive Buildings, is aangescherpt; bekwaam persoon (voorheen met minstens HBO-achtergrond) voor klimaatrisicobeoordeling aangepast.
Aanpassing 13
7.2 Renovatie van bestaande gebouwen, Klimaatdoel 1 - criterium 1
Wijziging: februari 2025
Oude tekst
A. Met de definitie uit de Omgevingswet kan worden aangetoond dat er sprake is van een ingrijpende renovatie, zie Besluit bouwwerken leefomgeving artikel 5.20. Hierin staat meer informatie over de kostenoptimale minimumeisen inzake energieprestaties. In de omgevingsvergunningsaanvraag is af te lezen of de renovatie een ingrijpende renovatie betreft. Deze informatie kan door bijvoorbeeld de financier uitgevraagd worden, om te kunnen identificeren of de financiering voor het project een ingrijpende renovatie betreft.
Nieuwe tekst
A. Met de definitie uit de Omgevingswet kan worden aangetoond dat er sprake is van een ingrijpende renovatie, zie Besluit bouwwerken leefomgeving artikel 5.20. Hierin staat meer informatie over de kostenoptimale minimumeisen inzake energieprestaties. In de omgevingsvergunningsaanvraag is af te lezen of de renovatie een ingrijpende renovatie betreft. Deze informatie kan door bijvoorbeeld de financier uitgevraagd worden, om te kunnen identificeren of de financiering voor het project een ingrijpende renovatie betreft.
Bij de uitbreiding van een gebouw, is het afhankelijk van de grootte van de uitbreiding of een bouwvergunning verplicht is en of de uitbreiding wordt gezien als nieuwbouw of een renovatie. Dit bepaalt ook of de uitbreiding onder 7.1 of 7.2 moet worden beschouwd.
Aanpassing 12
7.1 Bouw nieuwe gebouwen, Do no Significant Harm Criterium 6a
Wijziging: februari 2025
Oude tekst
Een omgevingsvergunning mag worden gebruikt als bewijsmateriaal, mits deze voldoet aan de gestelde criteria onder 6a, 6b en 6c.
Zie voor de classificatie van de locaties, de kaarten van Copernicus (''Global Land Cover viewer for maps and area statistics''), waar het LUCAS-onderzoek ten grondslag aan ligt.
Bij het uitlezen van de codering is te zien welk type grond beschouwd wordt als grond met een ''matige tot hoge bodemvruchtbaar'. Hieronder vallen minimaal de gebieden aangeduid met de codering voor Cropland: B10-B80, akker- en bouwland en codering Woodland: C10, 20, 30.
Nieuwe tekst
Om te zien of het om bouwland en cultuurgrond gaat met matige tot hoge bodemvruchtbaarheid en ondergrondse biodiversiteit, kunnen de kaarten van Copernicus (''Global Land Cover viewer for maps and area statistics'', code B10-80, C10, C20, C30) worden gebruikt. Hier ligt het LUCAS-onderzoek ten grondslag aan.
Echter, als bestuurlijk gezag de ontwikkellocatie heeft vrijgegeven als bouwgrond en een formele vergunning heeft afgegeven, staat de partij vrij in om er te bouwen.
Aanpassing 11
7.1 Bouw nieuwe gebouwen, 7.2 renovatie gebouwen, 7.3 energie-efficiënte uitrusting, 7.4 laadpalen en 7.5 gebouwmonitoringsystemen
Wijziging: januari 2024
Met de intrede van de Omgevingswet vanaf 1 januari 2024 zijn diverse interpretaties aangepast. De nieuwe interpretaties beoordeeld of de Europese regelgeving in de Omgevingswet is verankerd, en bevatten de juiste verwijzing naar bijvoorbeeld het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Aanpassing 10
7.1 Bouw nieuwe gebouwen en 7.2 renovatie gebouwen, Do no Significant Harm Criteria 5a
Wijziging: januari 2024
Oude tekst
De bij de bouw gebruikte bouwcomponenten en -materialen voldoen aan de criteria van aanhangsel C van deze bijlage: De activiteit leidt niet tot de fabricage, het in de handel brengen of het gebruik van: a) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 328) zijn opgenomen, behalve in het geval van stoffen die als onopzettelijke sporenverontreiniging aanwezig zijn; b) kwik en kwikverbindingen, hun mengsels en kwikhoudende producten als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 329); c) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 330) zijn opgenomen; d) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die in bijlage II bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 331) zijn opgenomen, tenzij artikel 4, lid 1, van die richtlijn volledig is nageleefd; e) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 332) zijn opgenomen, tenzij de voorwaarden van die bijlage volledig zijn nageleefd; f) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die voldoen aan de criteria van artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en die overeenkomstig artikel 59, lid 1, van die verordening zijn vastgesteld, tenzij is aangetoond dat hun gebruik essentieel is voor de samenleving; g) andere stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die voldoen aan de criteria van artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006, tenzij is aangetoond dat hun gebruik essentieel is voor de samenleving.
Nieuwe tekst
De activiteit leidt niet tot de fabricage, het in de handel brengen of het gebruik van: a) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 328) zijn opgenomen, behalve in het geval van stoffen die als onopzettelijke sporenverontreiniging aanwezig zijn; b) kwik en kwikverbindingen, hun mengsels en kwikhoudende producten als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 329); c) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 330) zijn opgenomen; d) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die in bijlage II bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 331) zijn opgenomen, tenzij artikel 4, lid 1, van die richtlijn volledig is nageleefd; e) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, die in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (voetnoot 332) zijn opgenomen, tenzij de voorwaarden van die bijlage volledig zijn nageleefd; f) stoffen, hetzij als zodanig hetzij in mengsels of voorwerpen, in een concentratie van meer dan 0,1 % gewichtspercent (w/w), die voldoen aan de criteria van artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en die overeenkomstig artikel 59, lid 1, van die verordening zijn vastgesteld voor een periode van ten minste achttien maanden, tenzij de exploitanten hebben vastgesteld en gedocumenteerd dat er geen andere geschikte alternatieve stoffen of technologieën op de markt beschikbaar zijn en dat zij onder gecontroleerde omstandigheden worden gebruikt; g) Voorts leidt de activiteit niet tot de fabricage, de aanwezigheid in het eindproduct of de output, of het in de handel brengen van andere stoffen, als zodanig, in mengsels of in voorwerpen, in een concentratie van meer dan 0,1 % gewichtspercent (w/w), die voldoen aan de criteria van Verordening (EG) nr. 1272/2008 voor een van de in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde gevarenklassen of -categorieën, tenzij de exploitanten hebben vastgesteld en gedocumenteerd dat er geen andere geschikte alternatieve stoffen of technologieën op de markt beschikbaar zijn en dat zij onder gecontroleerde omstandigheden worden gebruikt.
Aanpassing 9
7.1 Bouw nieuwe gebouwen en 7.2 renovatie gebouwen
Wijziging: januari 2024
Oude tekst
Nieuwe tekst
De EU Taxonomie handreiking is uitgebreid met de criteria die van toepassing zijn bij het leveren van een substantiële bijdrage aan klimaatdoel 4 ‘Transitie naar een circulaire economie’. Deze criteria is afkomstig van de Environmental Delegated Act die gepubliceerd is in juni 2023. De uitbreiding omvat een interpretatie van de criteria om een substantiële bijdrage te leveren aan de transitie naar een circulaire economie én de Do No Significant Harm criteria van de andere klimaatdoelen.
Aanpassing 8
7.1 Bouw nieuwe gebouwen en 7.2 Renovatie gebouwen, DNSH 3b
Wijziging: Oktober 2023
Oude tekst
De technische eisen aan de watertoestellen zijn duidelijk omschreven, inclusief test voorwaarden. De criteria kunnen één op één worden toegevoegd aan de werkomschrijving van het Nieuwbouwproject, met bij oplevering de vereiste dat de productcertificaten worden overhandigd aan de hoofdaannemer. Dit criterium vanuit Klimaatdoel 3 is niet van toepassing op woningen en woongebouwen.
Nieuwe tekst
De technische eisen aan de watertoestellen zijn duidelijk omschreven, inclusief test voorwaarden. De criteria kunnen één op één worden toegevoegd aan de werkomschrijving van het Nieuwbouwproject, met bij oplevering de vereiste dat de productcertificaten worden overhandigd aan de hoofdaannemer. Dit criterium vanuit Klimaatdoel 3 is niet van toepassing op woningen en woongebouwen.
NB: Bij paragraaf 7.3 is een striktere eis opgenomen voor douches, en dient de maximale waterstroom (het doorstroomvolume) maximaal 6 liter/min te zijn, in plaats van 8 liter/min.
Aanpassing 7
7.2 Renovatie gebouwen, Klimaatdoel 1 - criterium 1
Wijziging: Oktober 2023
Oude tekst
A. Met de definitie uit het Bouwbesluit kan worden aangetoond dat er sprake is van een ingrijpende renovatie; ''Meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd, vergroot én deze vernieuwing, verandering of vergroting betreft de integrale gebouwschil’’. Lees hier meer informatie over de kostenoptimale minimumeisen inzake energieprestaties.
B. Zowel vóór renovatie als na renovatie dient een theoretische berekening worden gemaakt van het primair energiegebruik (BENG 2). Waarbij in de NTA8800 berekening de opgewekte energie op nul moet worden gezet, daar het criterium aanvullend voorschrijft dat duurzaam opgewekte energie niet mee mag worden genomen in de 30% verbetering energiebesparing. De renovatiewerkzaamheden moeten binnen maximaal 3 jaar zijn afgerond.
Indien er géén sprake is van een ingrijpende renovatie volgens de definitie uit het bouwbesluit, moeten de werkzaamheden worden beoordeeld onder paragraaf 7.3 t/m 7.6.
In voetnoot 299 wordt verwezen naar BENG 2 - primaire fossiele energie. Echter dient bij renovatie de opbrengst van hernieuwbare lokale opwekkingsbronnen buiten beschouwing worden gelaten. In de NTA8800 berekening moet de duurzaam opgewekte energie op nul worden gezet.
Nieuwe tekst
A. Met de definitie uit het Bouwbesluit kan worden aangetoond dat er sprake is van een ingrijpende renovatie; ''Meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd, vergroot én deze vernieuwing, verandering of vergroting betreft de integrale gebouwschil’’. Lees hier meer informatie over de kostenoptimale minimumeisen inzake energieprestaties. In de bouwvergunningsaanvraag is af te lezen of de renovatie een ingrijpende renovatie betreft. Deze informatie kan door bijvoorbeeld de financier uitgevraagd worden, om te kunnen identificeren of de financiering voor het project een ingrijpende renovatie betreft.
B. Zowel vóór renovatie als na renovatie dient volgens de NTA8800 een theoretische berekening te worden gemaakt én gevalideerd van het primair energiegebruik (BENG 2). Doordat er momenteel geen uniforme methode is voor een ‘andere transparante en evenredige methode’ wordt vooralsnog de 30% primaire energievraag reductie gebaseerd op de BENG 2 waarde van het energielabel certificaat voorafgaand én na de renovatie. Waarbij in de NTA8800 berekening de opgewekte energie op nul moet worden gezet, daar het criterium aanvullend voorschrijft dat duurzaam opgewekte energie niet mee mag worden genomen in de 30% verbetering energiebesparing. De renovatiewerkzaamheden moeten binnen maximaal 3 jaar zijn afgerond.
In voetnoot 299 wordt verwezen naar BENG 2 - primaire fossiele energie. Echter dient bij renovatie de opbrengst van hernieuwbare lokale opwekkingsbronnen buiten beschouwing worden gelaten. In de NTA8800 berekening moet de duurzaam opgewekte energie op nul worden gezet.
Aanpassing 6
7.7 Aankoop en eigendom, Klimaatdoel 1 - criterium 1
Wijziging: Oktober 2023
Oude tekst
Alle type gebouwen, met uitzondering van industrie, voldoen indien zij in het bezit zijn van een afgemeld energielabel A (al dan niet als onderdeel van een omgevingsvergunning aanvraag).
Voor gebouwen die zijn opgeleverd ná 31 december 2020, maar een omgevingsvergunningsaanvraag hebben van vóór 31 december 2020, is een energielabel A voldoende. Deze gebouwen hoeven in dat geval niet te voldoen aan de substantiële bijdrage criteria die gelden voor Nieuwbouw (paragraaf 7.1).
Voor industriegebouwen kan de energieprestatie worden bepaald aan de hand van de NEN 7120, met als referentiegebouw sporthal zonder warm tapwater met energielabel A.
Nieuwe tekst
Alle type gebouwen, met uitzondering van industrie, voldoen indien zij in het bezit zijn van een afgemeld energielabel A (al dan niet als onderdeel van een omgevingsvergunning aanvraag). Voor gebouwen die zijn opgeleverd ná 31 december 2020, maar een omgevingsvergunningsaanvraag hebben van vóór 31 december 2020, is een energielabel A voldoende. Deze gebouwen hoeven in dat geval niet te voldoen aan de substantiële bijdrage criteria die gelden voor Nieuwbouw (paragraaf 7.1).
Voor gebouwen met industriefunctie
Voor industriegebouwen kan de energieprestatie worden bepaald door als referentiegebouw sporthal zonder warm tapwater te gebruiken. Bij een energielabel A voor gebouwen met industriefunctie hoort een primair energiegebruik (BENG 2) tussen de 140 en 155 kWh/m2, dit is echter inclusief warm tapwater (bron: Regeling energieprestatie gebouwen). Door het primaire energieverbruik van de forfaitaire warmwatervoorziening er af te trekken, kan een gelijkwaardige labelbepaling worden uitgevoerd voor industriegebouwen.
Aanpassing 5
7.1 Bouw nieuwe gebouwen, DNSH klimaatdoel 3 en 6
Wijziging: Oktober 2023
Oude tekst
Dit criterium is in lijn met landelijke wet- en regelgeving, en wordt gedekt in de omgevingsvergunning.
Een milieueffectbeoordeling (MER) is in Nederland bij grotere projecten verplicht en conform Richtlijn 2014/52/EU (de opvolger van Richtlijn 2011/92/EU). Een uitgebreide MER is verplicht als de drempelwaarden in bijlage 1 van het besluit MER worden overschreden.
Scope MER:
1. Een oppervlakte van 100 hectare of meer
2. Een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3. Een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer
In Nederland is de Richtlijn 2000/60/EG in de Waterwet verankerd. Indien het project een uitgebreide MER uitvoert en zich aan de Waterwet houdt, dan wordt er voldaan aan dit criterium.
Aanvullend is vanaf 2003 een Watertoets verplicht (Wet Ro) bij elk ruimtelijk plan. Bij verouderde Bestemmingsplannen (> 20 jaar) is de Watertoets geen onderdeel. De Watertoets is opgenomen in de Waterwet, die op zijn beurt weer is opgenomen in de nieuwe Omgevingswet.
Nieuwe tekst
Dit criterium is in lijn met landelijke wet- en regelgeving, en wordt gedekt in de omgevingsvergunning via een project- of vormvrije milieueffectrapportage (m.e.r.). Let op dat de project of vormvrije m.e.r. de beoordeling op water omvat.
Een project-m.e.r. is in Nederland bij grotere projecten verplicht en conform Richtlijn 2014/52/EU (de opvolger van Richtlijn 2011/92/EU). Deze uitgebreidere m.e.r. is verplicht als de drempelwaarden in bijlage D van het besluit m.e.r. worden overschreden.
Relevante drempelwaarden voor bouw- en vastgoedactiviteiten:
1. Een oppervlakte van 100 hectare of meer
2. Een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3. Een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer
Naast een project-m.e.r. dient voor activiteiten beneden de drempelwaarden altijd nagegaan te worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd moet worden. Een vormvrije m.e.r. kent dezelfde procedure als een project-m.e.r., en dekt tevens dezelfde risico’s als de project m.e.r. (op waterstress en waterkwaliteit), maar gaat minder ver. In de vormvrije m.e.r. beoordelingsbeslissing dient te worden gemotiveerd of een vormvrije m.e.r. nodig is en als zodanig wel of niet uitgevoerd zal worden. Dit laatste is alleen toegestaan wanneer negatieve milieugevolgen zijn uit te sluiten. Indien uit de vormvrije m.e.r. blijkt dat de milieugevolgen van de activiteit aanzienlijk zijn, dient er aanvullend een project-m.e.r. uitgevoerd te worden.
In Nederland is de Richtlijn 2000/60/EG in de Waterwet verankerd. Indien het project een uitgebreide m.e.r. uitvoert en zich aan de Waterwet houdt, dan wordt er voldaan aan dit criterium.
Aanvullend is vanaf 2003 een Watertoets verplicht (Wet Ro) bij elk ruimtelijk plan. Bij verouderde Bestemmingsplannen (> 20 jaar) is de Watertoets geen onderdeel. De Watertoets is opgenomen in de Waterwet, die op zijn beurt weer is opgenomen in de nieuwe Omgevingswet.
Oude tekst
Het criterium is in lijn met landelijke wet- en regelgeving (omgevingsvergunning). Een milieueffectbeoordeling (MER) is in Nederland voor grote projecten verplicht, en conform Richtlijn 2014/52/EU (dit is de opvolger van 2011/92/EU).
In lijn met de Wet Ruimtelijke Ordening en Wet Natuurbescherming moeten er preventieve en herstel maatregelen worden genomen, voor het behoud van de biodiversiteit en ecosystemen in het gebied – rekening houdend met de verschillende belangen (natuur, recreatie, wonen) in het gebied.
Nieuwe tekst
Dit criterium is in lijn met landelijke wet- en regelgeving, en wordt gedekt in de omgevingsvergunning via een project- of vormvrije milieueffectrapportage (m.e.r.). Let op dat de project- of vormvrije m.e.r. de beoordeling op biodiversiteit en ecosystemen omvat.
Een project-m.e.r. is in Nederland bij grotere projecten verplicht en conform Richtlijn 2014/52/EU (de opvolger van Richtlijn 2011/92/EU). Deze uitgebreidere m.e.r. is verplicht als de drempelwaarden in bijlage D van het besluit m.e.r. worden overschreden.
Relevante drempelwaarden voor bouw- en vastgoedactiviteiten:
1. Een oppervlakte van 100 hectare of meer
2. Een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3. Een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer
Naast een project-m.e.r. dient voor activiteiten beneden de drempelwaarden altijd nagegaan te worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd moet worden. Een vormvrije m.e.r. kent dezelfde procedure als een project-m.e.r., en dekt tevens dezelfde risico’s als de project-m.e.r. (op biodiversiteit en ecosystemen), maar gaat minder ver. In de vormvrije m.e.r. beoordelingsbeslissing dient te worden gemotiveerd of een vormvrije m.e.r. nodig is en als zodanig wel of niet uitgevoerd zal worden. Dit laatste is alleen toegestaan wanneer negatieve milieugevolgen zijn uit te sluiten. Indien uit de vormvrije m.e.r. blijkt dat de milieugevolgen van de activiteit aanzienlijk zijn, dient er aanvullend een project-m.e.r. uitgevoerd te worden.
In lijn met de Wet Ruimtelijke Ordening en Wet Natuurbescherming moeten er preventieve en herstelmaatregelen worden genomen, voor het behoud van de biodiversiteit en ecosystemen in het gebied – rekening houdend met de verschillende belangen (natuur, recreatie, wonen) in het gebied.
Aanpassing 4
7.7 Aankoop en eigendom, Klimaatdoel 1 - criterium 2
Wijziging: Oktober 2023
Oude tekst
Zie hier de substantiële bijdrage criteria van afdeling (paragraaf) 7.1 die van toepassing zijn voor gebouwen met een bouwvergunning afgegeven ná 31 december 2020. Let op dat alleen voor de significante bijdrage criteria wordt doorverwezen naar Nieuwbouw criteria. Voor de DNSH-criteria van paragraaf 7.7 Eigendom en verwerving van Vastgoed blijft paragraaf 7.7 leidend, te weten alleen DNSH Klimaatdoel 2, alsmede de Minimum Safeguards.
Nieuwe tekst
Zie hier de substantiële bijdrage criteria van afdeling (paragraaf) 7.1 die van toepassing zijn voor gebouwen met de ‘indiening omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen’ ná 31 december 2020. Let op dat alleen naar de significante bijdrage criteria wordt doorverwezen van de Nieuwbouw criteria. Voor de DNSH-criteria van paragraaf 7.7 Eigendom en verwerving van gebouwen blijft paragraaf 7.7 leidend, te weten alleen DNSH Klimaatdoel 2, alsmede de Minimum Safeguards.
Aanpassing 3
7.1 Bouw nieuwe gebouwen, Klimaatdoel 1 - criterium 1
Wijziging: Oktober 2023
Oude tekst
Alle type gebouwen, met uitzondering van industrie, voldoen als het gebouw ten minste 10% onder de nationaal vastgestelde drempel presteert van energieprestatiecertificaat (EPC) dan dan wel de eisen van Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG 2). Hierbij geldt dat voor nieuwbouwprojecten waarbij de omgevingsvergunning vóór 31 december 2020 is ingediend, zij een energielabel kunnen aanleveren conform de NEN 7120 minus 10% ten opzichte van Bouwbesluit 2012. Vanaf 1 januari 2021 moeten nieuwbouwprojecten conform de NTA 8800 een energielabel aanleveren om aan te tonen dat wordt voldaan aan BENG 2 eis minus 10% ten opzichte van Bouwbesluit 2012, aanvulling 2021, als onderdeel van de omgevingsvergunningaanvraag.
Voor industriegebouwen kan als equivalent een sporthal zonder warm tapwater als referentie worden aangehouden, om aan te tonen dat het gebouw ten minste tien procent onder de nationale vastgestelde drempel van BENG 2 komt (31,5 kWh/m2). Randvoorwaarden van deze berekening zijn terug te vinden in: BREEAM-NL Nieuwbouw 2020, Guidance Note 41 v1.1.
Alleen parkeergarages die onderdeel zijn van het gebouw kunnen worden meegenomen in de beoordeling van het gehele gebouw. Hiervoor kan het bruto vloer oppervlak van de parkeergarage naar rato verdeeld worden over de overige gebruiksfunctie(s) of wel als 'overige' gebruiksfunctie worden meegenomen in het geheel.
Nieuwe tekst
Alle type gebouwen, met uitzondering van industrie, voldoen als het gebouw ten minste 10% onder de nationaal vastgestelde drempel presteert van energieprestatiecertificaat (EPC) dan dan wel de eisen van Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG 2). Hierbij geldt dat voor nieuwbouwprojecten waarbij de omgevingsvergunning vóór 31 december 2020 is ingediend, zij een energielabel kunnen aanleveren conform de NEN 7120 minus 10% ten opzichte van Bouwbesluit 2012. Vanaf 1 januari 2021 moeten nieuwbouwprojecten conform de NTA 8800 een energielabel aanleveren om aan te tonen dat wordt voldaan aan BENG 2 eis minus 10% ten opzichte van Bouwbesluit 2012, aanvulling 2021, als onderdeel van de omgevingsvergunningaanvraag.
Voor industriegebouwen kan als equivalent een sporthal zonder warm tapwater als referentie worden aangehouden, om aan te tonen dat het gebouw ten minste tien procent onder de nationale vastgestelde drempel van BENG 2 komt (31,5 kWh/m2). Randvoorwaarden van deze berekening zijn terug te vinden in: BREEAM-NL Nieuwbouw 2020, Guidance Note 41 v1.1.
Voor industriegebouwen met koel- en vrieshuizen is er geen wettelijke minimale vereiste omtrent de maximale energievraag. Hierdoor is er geen referentie waar de -10% op gebaseerd kan worden. Nieuwe industriegebouwen met koel- en vrieshuizen die ten minste aan de verplichte (isolatie) eisen uit de Technische Checklist A9 van BREEAM-NL Nieuwbouw 2020 voldoen, hebben de energievraag door isolatie gereduceerd. Er wordt ingeschat dat deze projecten hiermee een vergelijkbare prestatie als dit EU Taxonomie criterium leveren.
Alleen parkeergarages die onderdeel zijn van het gebouw kunnen worden meegenomen in de beoordeling van het gehele gebouw. Hiervoor kan het bruto vloer oppervlak van de parkeergarage naar rato verdeeld worden over de overige gebruiksfunctie(s) of wel als 'overige' gebruiksfunctie worden meegenomen in het geheel.
Aanpassing 2
7.7 Aankoop en eigendom, Klimaatdoel 1 - criterium 3
Wijziging: Juli 2023
Oude tekst
Dit criterium is gedekt in landelijke wet- en regelgeving door de keuringsverplichting, en kan worden aangetoond door de aanwezigheid van een systeem voor gebouwautomatisering en -controle (GBS), of middels een energieprestatiecontract in de zin van artikel 14, lid 4, en artikel 15, lid 4, van Richtlijn 2010/31/EU (zie voetnoot 305).
Een jaarlijkse technische keuring van de verwarming- en airconditioningssystemen kan volstaan. Deze keuring is verplicht vanuit de EPBD III, voor zowel verwarmings- als airconditioningssytemen vanaf een nominaal vermogen van 70 kW. Een Gebouw Automatisering en Controle Systeem (GACS) is voor verwarmings- en airconditioningssystemen met een nominaal vermogen van 290 kW vanaf 2026 verplicht. Deze grens wordt in 2028/2030 opgeschroefd naar een nominaal vermogen 70 kW. Indien het gebouw over een GACS beschikt, vervalt de verplichting voor een technische keuring (bron: RVO).
Indien het gebouw een multifunctioneel gebouw betreft met woningen en niet voor bewoning bestemde ruimten, dan wordt het nominaal vermogen van de niet voor bewoning bestemde ruimten bepaald naar rato van het vloeroppervlak.
Indien de gebouwinstallaties niet in eigendom zijn van eigenaar maar van huurder, dient dit criterium 3 in een bepaling van het huurcontract vast worden gelegd.
Nieuwe tekst
Aan dit criterium kan worden voldaan door de aanwezigheid van een Gebouwautomatisering en -controle systeem (GACS). Een Gebouw Automatisering en Controle Systeem (GACS) is voor verwarmings- en airconditioningssystemen met een nominaal vermogen van 290 kW vanaf 2026 verplicht. Deze grens wordt in 2028/2030 aangescherpt naar een nominaal vermogen van 70 kW. Deze verplichting is vastgelegd in het Bouwbesluit art. 6.53 en 6.54; Besluit Bouwwerken Leefomgeving art. 3.145 en 3.146. Zie ook de RVO checklist voor meer informatie over de technische eisen van een GACS.
Indien er geen GACS aanwezig is, kan er worden voldaan met de wettelijk verplichte technische keuring van de verwarmings- en airconditioningssystemen. Indien er binnen de afgelopen vijf jaar een keuring is uitgevoerd en jaarlijks opvolgingsmaatregelen zijn uitgevoerd, is dit in lijn met dit criterium. Deze technische keuring vloeit voort uit de EPBD III en is in het Bouwbesluit (art 6.61 en 6.62) en Bbl (art 6.37 en 6.42) opgenomen.
Indien het gebouw over een GACS beschikt, vervalt de verplichting voor een technische keuring (bron: RVO).
Ook kan er aan dit criterium worden voldaan middels een energieprestatiecontract in de zin van artikel 14, lid 4, en artikel 15, lid 4, van Richtlijn 2010/31/EU (zie voetnoot 305).
Indien het gebouw een multifunctioneel gebouw betreft met woningen en niet voor bewoning bestemde ruimten, dan wordt het nominaal vermogen van de niet voor bewoning bestemde ruimten bepaald naar rato van het vloeroppervlak.
Indien de gebouwinstallaties niet in eigendom zijn van de eigenaar maar van de huurder, dient dit criterium in een bepaling van het huurcontract vast te worden gelegd.
Aanpassing 1
7.1 Bouw nieuwe gebouwen, Klimaatdoel 1 - criterium 2
Wijziging: Juli 2023
Oude tekst
Dit criterium is zowel voor utiliteit als woongebouwen van toepassing.
Als bewijsmateriaal voor de thermische integriteit voldoet het opleverprotocol van het Energielabel. Voor de luchtdichtheid moeten echter aanvullende metingen worden gedaan. Hiervoor moet de NEN-EN ISO 9972 worden aangehouden. Dit kan ook als extra onderdeel worden toegevoegd aan het standaard opleverprotocol Energielabel.
De benodigde testen voor thermische integriteit en luchtdichtheid mogen ingebed zijn in reeds ingerichte kwaliteitscontrolesystemen, mits deze in lijn zijn met NEN-EN 13187 en NEN-EN ISO 9972.
Het testen kan worden gedaan op gebouw niveau, en hoeft bij woongebouwen bijvoorbeeld niet te worden gedaan op appartement niveau, mits de test is gedaan voor een representatieve reeks van woning-/appartement types.
Nieuwe tekst
Dit criterium is zowel voor utiliteit als woongebouwen van toepassing.
De luchtdoorlatendheid (infiltratie) is getest conform NEN-EN ISO 9972, waarbij de NEN 2686 en NEN 2687 in Nederland kan worden gevolgd. De verplichte infiltratiemetingen die worden verricht in het kader van de NTA 8800 (en bijbehorende opnameprotocollen ISSO 75.1 en 82.1) bij niet-forfaitaire waarden kunnen hiervoor worden gebruikt.
Let op: dit criterium eist – ook als in de NTA8800-berekeningen forfaitaire infiltratiewaarden gekozen zijn – metingen voor de luchtdoorlatendheid conform eerder genoemde NEN-normen.
Ten behoeve van het aantonen van thermische integriteit kan gebruik worden gemaakt van de bewijslasten in het definitieve energielabel conform de NTA 8800, mits dit energielabel is afgegeven door een BRL 9500-gecertificeerde adviseur.
Als alternatief voor het aantonen van de thermische integriteit kunnen metingen worden gedaan, mits deze in lijn zijn met NEN-EN 13187.
Het testen kan worden gedaan op gebouwniveau, en hoeft bij woongebouwen bijvoorbeeld niet te worden gedaan op appartementniveau, mits de test is gedaan voor een representatieve reeks van woning-/appartement types.