Energy Performance of Buildings Directive IV richtlijn (EPBD IV)
Beschrijving EPBD IV
De EPBD IV zal de meeste impact hebben op de energieprestatie van gebouwen. Waar in Nederland vanaf 1 januari 2023 een energielabel C of beter verplicht is voor kantoren, komt er een vergelijkbare eis voor alle andere gebouwen. Door deze richtlijn worden de gebouwen met een slecht energielabel verplicht om energie efficiënte maatregelen te nemen. In de aankomende jaren wordt de EPBD IV naar Nederlandse wetgeving vertaald. Op 12 april 2024 is de EPBD IV met goedkeuring door de Europese Raad van ministers en staatshoofden de laatste stap gezet naar de invoering van deze richtlijn (lees hier de tekst van de richtlijn in het Nederlands). Landen hebben na het bereiken van overeenstemming 18-24 maanden voor de invoering, dus actie op korte termijn is vereist. Hieronder de set van eisen, maar waarvoor de uitwerking en vertaling naar Nederlands beleid deels nog gemaakt moet worden. De wettekst
Doelgroepen
Alle partijen in de bouwsector, inclusief de overheid.
Nationale gebouwrenovatieplannen
Ieder land moet een nationaal gebouwrenovatieplan opstellen om ervoor te zorgen dat de gehele bestaande bouw zeer energiezuinig en emissievrij is in 2050. Het gebouwrenovatieplan bestaat uit:
- Overzicht gebouwvoorraad, energielabeldatabase, belemmeringen en capaciteit in de bouw-, vastgoed- en energiesector.
- Routekaart met nationale doelen voor 2030, 2040 en 2050 gelinkt aan EU-doelen, met daarbij ook de emissies over de gehele levenscyclus van gebouwen.
- Uitfaseringsplan voor fossiel energiegebruik in gebouwen voor 2035-2040.
- Overzicht van gepland beleid en maatregelen voor uitvoering routekaarten.
- Overzicht van benodigde investeringen en financieringsmogelijkheden.
Nieuwbouw
- Vanaf 2030 moeten alle nieuwe gebouwen ZEB zijn: Zero Emission Building. Dit houdt in dat er geen uitstoot van fossiele brandstoffen meer is.
- Nieuwe gebouwen in eigendom van publieke organisaties moeten al vanaf 2028 ZEB zijn. Voor nieuwe gebouwen die worden gehuurd zal de overheid naar minimaal ZEB moeten streven.
- Vanaf 2028 dient voor gebouwen groter dan 1.000 m2 en voor overheidsgebouwen en vanaf 2030 voor alle gebouwen de impact op het klimaat gedurende de gehele levenscyclus van het gebouw berekend te worden in overeenstemming met het Level(s) framework, dit wordt de Life-Cycle Global Warming Potential (GWP) genoemd.
- Voor 2027 moeten GWP grenswaarden gepubliceerd worden geldend voor nieuwbouw vanaf 2030, met een progressieve trend naar beneden.
- Lidstaten moeten voor nieuwe gebouwen aandacht besteden aan onderdelen die verder gaan dan de energieprestatie van gebouwen. Namelijk, een gezond binnenklimaat, adaptatie aan klimaatverandering, brandveiligheid, risico’s in verband met seismische activiteiten en de toegankelijkheid voor personen met een handicap.
- Alle nieuwe publieke en utiliteitsgebouwen groter dan 250 vierkante meter moeten vanaf ingang van de EPBD IV voorzien worden van een optimaal zonne-energie-installatie. Voor woningen geldt dit mogelijk pas vanaf 31 december 2028-2029.
Bestaande bouw
- Voor utiliteitsgebouwen worden stapsgewijs de slechts presterende gebouwen uitgefaseerd, beginnen met de slechtste 16% gebouwen in 2030 en 26% slechtste in 2033. Voor de vertaling naar Nederlands beleid wordt naar alle waarschijnlijkheid gekeken naar een minimum energielabelplicht, net als nu al geldt voor kantoren, die per gebouwtype kan verschillen. Waar de labelgrenzen liggen wordt nu nog bepaald.
- Voor woningen komen er geen minimale energielabeleisen. Maar wordt er gestuurd op een te behalen reductie van 16% primaire energie over de hele woningvoorraad in 2030 en 20-22% in 2035 ten opzichte van het energiegebruik van 2020 van het land. 55% van deze reductie moet wel gehaald worden door het verbeteren van de woningen met de slechtste energielabels.
- Bij renovatie moet het gebouw naar het kosten-optimaal niveau (of BENG/ENG) gebracht worden, waarbij er geen gasketel meer aanwezig mag zijn.
- Als het technisch, functioneel en economisch haalbaar is, moeten er zonnepanelen geplaatst worden op alle nieuwe utiliteitsgebouwen vanaf 2027. Vanaf 2028 geldt dit ook voor alle bestaande utiliteitsgebouwen groter dan 2.000 vierkante meter en utiliteitsgebouwen groter dan 500 vierkante meter met een vergunningsplichte bouwactiviteit. Vanaf 2029 geldt het voor alle utiliteitsgebouwen groter dan 750 vierkante meter. Vanaf 2030 voor alle nieuwe woningbouw en alle overdekte parkeerplaatsen naast de gebouwen. En vanaf 2031 voor alle publieke gebouwen groter dan 250 vierkante meter.
- Vanaf 2025 mogen gasketels niet meer gestimuleerd worden.
- Het aantal oplaadpunten voor elektrische auto's wordt uitgebreid en worden extra eisen gesteld aan aanleg van de infrastructuur voor toekomstige uitbreiding. Daarnaast moet er vanuit de EPBD IV ook voorzien worden in fietsparkeerplaatsen.
- De EPBD IV stelt (net als eerder versies) eisen aan het optimaal presteren van installaties, door een periodieke keuring van verwarmings- en airconditioningssystemen.
Renovatiepaspoort
Er moet een systeem komen voor gebouwrenovatiepaspoorten, die inzicht geven in de renovatiestappen om het gebouw naar emissievrij te brengen voor 2050. Hierbij worden ook de opbrengsten en informatie voor technische en financiële ondersteuning vermeld.
Gegevensuitwisseling
Gebouw- en energiedata moeten gedeeld worden tussen huurder en verhuurder.
Database voor energieprestatie van gebouwen
In een nationale database worden gegevens van gebouwen bijgehouden. Zoals het energieprestatiecertificaat, inspecties, het renovatiepaspoort, de smart readiness indicator en berekend of gemeten energiegebruik van het gebouw. Hierin kan ook de LCA (Life Cycle Analysis) data staan. De database is openbaar toegankelijk.
Doelen EPBD IV
- De EPBD IV heeft tot doel de energieprestatie van gebouwen te verbeteren en de CO2-uitstoot van gebouwen te verminderen, waarbij gestreefd wordt een emissievrije gebouwvoorraad te bereiken in 2050.
- Een brede scope waar het gaat over energie, duurzaamheid en de kwaliteit van gebouwen. Het gaat in eerste instantie over het instellen en geleidelijk aan over de EPBD-versies aanscherpen van energieprestatieregelgeving en het instellen van een energielabelsystematiek. Zaken als BENG (NZEB) en voor versie IV ENG (ZEB) komen uit de EPBD. Daarnaast zijn eisen opgenomen over het overheidsbeleid en de prestatie van installaties.
Status
- De eerste versie EPBD is al in 2002 gepubliceerd en was de basis voor energieprestatieregelgeving en energielabels.
- Versie II en III hebben nadere eisen gesteld aan de energieprestatie en de scope van de EPBD uitgebreid.
- Het voorstel voor EPBD IV is in december 2021 gepresenteerd door de Europese Commissie. Parallel hebben de EU-Raad en het Europese Parlement een oordeel geveld over het voorstel en naar hun inzicht voorstellen gedaan voor aanpassing. In het voorstel van de Raad is de ambitie omlaag gebracht en eisen aangepast of eruit gehaald. Het Parlement beoogt juist een hogere ambitie en reikwijdte.
- Op 12 april 2024 is de EPBD IV met goedkeuring door de Europese Raad van ministers en staatshoofden de laatste stap gezet naar de invoering van deze richtlijn.
Tijdlijn
Impact
Met de herziening van de EPBD wordt op verschillende aspecten van de huidige regelgeving aangescherpt en nieuwe eisen gesteld. Label C voor kantoren had al redelijk wat impact in Nederland, dit gaat nu ook stapsgewijs voor andere sectoren gelden waar nog een groot aandeel gebouwen is zonder energielabel. Wel ligt het ambitieniveau hiervan nog laag en ter discussie. Zo heeft het niveau gemiddeld energielabel D in 2033 voor woningen geen toegevoegde waarde voor Nederland. Het huidig gemiddelde ligt daar al boven. Ook de GWP-eis vanaf 2027 is niet uitdagend voor Nederland, aangezien we al de MPG hebben die nog meer milieu-indicatoren omvat.
Visie van en relatie met producten/programma’s DGBC
DGBC en de andere Green Building council waren nauw betrokken bij de totstandkoming van de EPBD en hebben onder meer op het belang van materiaalgebonden emissies en de WLC berekening gepleit.
De komende jaren wordt aan de nationale implementatie gewerkt. Van de vaak in afkorting gevatte begrippen uit de EPBD is de invulling nog niet helder. Een Zero Emission Building kan op meerdere manieren uitlegde worden. Dit zijn vraagstukken die in de DGBC werk- en expertgroepen en in het Building Life project aan de orde zijn gekomen. Samen met deze groepen zullen we ons de komende tijd richten op aanbevelingen aan de ministeries en normcommissies over de definities van deze begrippen en doelen om zo tot een uniforme taal te komen.
Het vaststellen van het ambitieniveau voor 2050 voor nieuw- en bestaande bouw, aandacht voor de materiaalgebonden emissies, het stapsgewijs uitfaseren van de slechtst presterende gebouwen, de nationale renovatieplannen, het renovatiepaspoort met een routekaart voor het gebouw, de beschikbaarheid en toegankelijkheid van data: het zijn allemaal punten die ook terugkomen in het programma voor Paris Proof. Hier wordt door DGBC al jaren voor gepleit. De koers van de EPBD IV is goed, maar om de Paris Proof doelstelling te halen ligt het tempo nog wel te laag. Om binnen het 1,5 graden carbon budget te blijven zou de nieuwbouw vanaf nu al geen energie meer mogen gebruiken en de bestaande bouw veel sneller worden verbeterd. De EU blijft vasthouden aan energielabels, terwijl keer op keer blijkt dat er een groot verschil blijft tussen energielabels en werkelijk gebruik. En daar gaat het uiteindelijk om voor de klimaatdoelen. Het is een goede ontwikkeling dat er in de EPBD ook aandacht is gekomen voor de materiaalgebonden emissies, maar het is een gemiste kans dat er nog geen eisen aan worden verbonden.
Energy Efficiency Directive richtlijn (EED)
Beschrijving EED
Met het Fit-for-55 pakket staat het ‘energie-efficiëntie-eerst’ principe voorop. Om de 55 procent CO₂-reductie te halen in 2030, moet dus eerst naar energiebesparing worden gekeken. Dit is in contrast met het huidige Nederlandse Klimaatakkoord, waar het vooral gaat over CO₂-reductie en de manier waarop minder belangrijk is. Maar het sluit wel naadloos aan bij de Paris Proof doelstellingen, waar het gaat om de werkelijke energiebesparing.
Doelgroepen
- Sectoren transport, industrie en gebouwen
- Publieke instellingen
- Ondernemingen
- Kwetsbaren die aan energie-armoede lijden
Doelen EED
Het besparen van energie heeft absolute prioriteit in de EED. In de herziene versie van de EED (juli 2023) staan de volgende (niet limitatieve) kerndoelen:
- Aanscherping van de huidige energiebesparingsdoelen naar 11,7% extra energiebesparing, in vergelijking met de prognose uit 2020 voor 2030.
- Tussen 2024 en 2030 moeten lidstaten het finaal energiegebruik van gebouwen, industrie en transport jaarlijk omlaag brengen, wat geleidelijk opgebouwd wordt van 1,3% per jaar naar 1,9% in 2028 en later.
- Huishoudens met lage inkomens en energie-armoede verdienen prioriteit bij het uitvoeren van energiebesparende maatregelen.
De EED zet in op een voorbeeldfunctie van de publieke sector:
- Van het maatschappelijk vastgoed moet jaarlijks 3 procent van het totale vloeroppervlak gerenoveerd worden naar minimaal het BENG-niveau of door naar ENG. Sociale huurwoningen mogen hier buiten vallen als het niet kostenneutraal is. En als het gebouw niet in eigendom is van een publieke instelling, wordt de BENG-eis wel meegenomen in de onderhandelingen met de eigenaar.
- In het maatschappelijk vastgoed moet het totale energiegebruik jaarlijks met 1,9% omlaag.
- Publieke instellingen zijn verplicht om energie-efficiency in aanbestedingen en diensten op te nemen.
- Publieke instellingen worden aangemoedigd in hun beleid en investeringsbeslissingen rekening te houden met CO₂-emissie over de hele levenscyclus (het ‘Global Warming Potential’) .
Grote ondernemingen zijn verplicht een EED energie-audit uit te voeren. Ook gemeenten kunnen hieronder vallen. Zeer grote onderneming zijn ook verplicht een energiemanagement-systeem in te voeren.
- Auditplichtige ondernemingen moeten elke vier jaar een energie-audit doen.
- Andere rapportage, waaronder BREEAM-NL In-Use vanaf niveau ’Good’ mogen als EED-rapportage worden gebuikt.
Lokale warmte- en koudevoorziening
- Gemeenten groter dan 45.000 inwoners stellen een lokale warmte- én koudeplan op.
- Voor stadsverwarming en -koeling eisen gesteld aan het aandeel hernieuwbare energie beginnend met 50% hernieuwbaar, 50% restwarmte, 75% warmte uit WKK of 50% uit een combinatie van bovenstaande. Vanaf 2028 gaan deze percentages oplopen met een pad tot 100% hernieuwbaar en/of restwarmte in 2050.
Tijdlijn
Impact
De EED treft met name de publieke sector en zal van onder andere gemeenten en het Rijksvastgoedbedrijf een ambitieus plan vragen om de vastgoedportefeuille energie-efficiënter te maken. Het maatschappelijk vastgoed heeft nog een grote stap te maken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de energielabel C wetgeving vanaf 2023 voor kantoren. Op 1 januari 2023 bleek dat pas 55% van de kantoorpanden van de Rijksoverheid voldoet. Daarnaast blijken veel gemeenten nog geen portefeuilleroutekaart te hebben opgesteld.
Het renovatietempo komt bij lange na nog niet in de buurt van 3%, laat staan naar BENG of ENG. De subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) wordt ingezet om dit te stimuleren.
De EED-auditplicht is al langer van kracht, net als de energiebesparingsplicht. Voor de laatste is aangekondigd dat de terugverdientijd van verplichte maatregelen wordt opgehoogd van vijf naar zeven jaar waarmee ook invulling wordt gegeven aan de extra energiebesparingsdoelstellingen vanuit de EED.
Visie van en relatie met producten/ programma’s van DGBC
De EED is sterk gericht op een grote versnelling in de energiebesparing van gebouwen. Het Paris Proof programma van DGBC sluit hierop aan. Een gebouw dat namelijk voldoet aan de doelstellingen uit het Parijs Akkoord, zal namelijk minimaal twee derde van het werkelijk energiegebruik moeten reduceren. Elke bespaarde kWh hoeft immers niet meer duurzaam opgewekt te worden. Zie hier meer informatie over Paris Proof. Daarnaast wordt van publieke instellingen een leidende rol verwacht in de energietransitie. Het zal wettelijk verplicht worden om het maatschappelijk vastgoed, zoals scholen en zorgvastgoed, versneld te verduurzamen.
In de EED is (voor één van de eerste keren vanuit Europa) ook aandacht voor een ‘whole life carbon’ benadering, oftewel de CO₂-emissies die over de hele levenscyclus van vastgoed wordt uitgestoten. Daaronder valt naast het energiegebruik in de gebruiksfase van gebouwen, ook de materiaalgebonden emissies van bijv. staal, beton en glas. Door gebruik van secundaire materialen of biobased materialen worden de CO₂-emissies gereduceerd. Om deze emissies te reduceren, heeft DGBC een Whole life carbon roadmap gepubliceerd en hebben tientallen partners een intentieverklaring ondertekend.
Publicaties DGBC en Partners
Renewable Energy Directive richtlijn (RED)
Beschrijving RED
De Europese wetgeving op het gebied van hernieuwbare energie is hoofdzakelijk vastgelegd in de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED II, EC 2018/2001). Met de European Green Deal zijn er vanuit het Fit-for-55 pakket voorstellen gedaan voor herziening van de RED. De RED is een bundeling van regelgeving voor de productie en promotie van hernieuwbare energiebronnen in de EU.
Doelgroepen
- Sectoren: Transport, industrie en gebouwen
- Publieke instellingen
De RED gaat onder andere in op het aandeel van hernieuwbare energie dat gebruikt wordt voor verwarming en koeling van gebouwen. Deze wordt ieder jaar met 1,3 procent verhoogd. Met de herziening gaat deze naar 2,3 procent. Er worden minimumwaarden voorgesteld voor hernieuwbare energie bij nieuwbouw, ingrijpende renovatie én vervanging van verwarmingsinstallaties. In de herziene richtlijn wordt onder andere bepaald dat het aandeel hernieuwbare energie in de gehele Europese Unie tegen 2030 45 procent van het totale bruto-eindverbruik van energie moet bedragen. In de huidige richtlijn lag die op 32 procent aandeel hernieuwbaar. Voor Nederland komt dit neer op een indicatief doel van 36 procent (dit was 26 procent). Ook is er een nieuw indicatief doel voor de gebouwde omgeving van 49 procent aandeel hernieuwbare energie in 2030.
Om deze doelstellingen te behalen schrijft de richtlijn voor dat lidstaten eigen nationale streefcijfers stellen, en regels opnemen in hun bouwvoorschriften en – codes.
- Waar van toepassing stellen de lidstaten minimumwaarden die in lijn zijn met de Richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen. Deze minimumniveaus kunnen onder meer worden behaald door het hanteren van energie-efficiëntere verwarmings- en koelsystemen.
- Ook spreekt de richtlijn over het stellen van nationale maatregelen ten aanzien van zogenaamde hernieuwbare energiegemeenschappen, waarin burgers op lokaal niveau kunnen meedenken over de vormgeving van de energietransitie.
Doelen RED
- Het verhogen van de huidige EU-streefcijfers van ten minste 32 procent hernieuwbare energie in 2030, naar 45 procent in 2030.
- Een beter geïntegreerd energiesysteem.
- Bijdragen aan klimaat- en milieudoelstellingen, waaronder bescherming van de biodiversiteit.
Tijdlijn
Visie van en relatie met producten/programma’s van DGBC
De RED is sterk gericht op een grote versnelling van het aanbod van hernieuwbare energie van gebouwen. Het Paris Proof programma van DGBC sluit hierop aan. Een gebouw dat voldoet aan de doelstellingen uit het Parijs Akkoord, zal namelijk minimaal twee derde van het werkelijk energiegebruik moeten reduceren, uitgaand van de doelstelling dat de overige een derde duurzaam zal worden opgewekt. Met de herziening van de RED, zou deze doelstelling in theorie dus minder ambitieus kunnen worden. Zie hier meer informatie over Paris Proof.