Vooruitblik EU Beleid 2024
Top 5 effecten van EU regelgeving op bouw- en vastgoedsector in 2024
2. Bewustwording van indirecte milieu-impact
Door EU regelgeving wordt van veel bedrijven verwacht te rapporteren over hun impact elders in de keten (bijvoorbeeld de CO₂-emissies van de productie van bouwmaterialen). Bedrijven zullen hierdoor niet alleen bewust worden van hun eigen impact, maar ook elders in de keten.
4. Transparantie van ESG-prestaties
2024 wordt voor veel partijen hét jaar om te rapporteren op ESG of waar voorbereidingen worden getroffen voor de toekomstige rapportage. Investeerders, gemeenten én milieuorganisaties kunnen bedrijven op basis van hetzelfde raamwerk vergelijken en een bewustere keuze kunnen maken.
1. Uitfaseren van gebouwen met een slecht energielabel
Waar komt dit effect vandaan?
EPBD IV is nieuwste versie van de Energy Performance Building Directive, oftewel de Europese richtlijn voor Eisen energieprestatie van gebouwen.Het geeft aan de ene kant aan waar gebouwen naar toe moeten voor 2050 (Zero Emissions Buildings) en aan de andere kant geeft het een pad voor het uitfaseren voor de slechtst presterende gebouwen. In de EPDB IV ligt de nadruk nu op het uitfaseren van de 16 procent slechtst presterende utiliteitsgebouwen in 2030 en 26 procent slechtste in 2033.
Voor woningen is gekozen voor een flexibelere aanpak waarbij gemiddeld over de hele woningsector in 2030 16 procent primaire energie bespaard moet zijn en in 2035 20-22 procent t.o.v. 2020.
- Nederland liep al voorop met de energielabel C-plicht voor kantoren die per 1 januari 2023 geldt. In de voorjaarsnota 2023 was ter voorbereiding op de EPBD IV al een aankondiging gedaan voor het uitfaseren van de 15 procent slechtste energielabels in 2027 en 25 procent slechtste in 2030 voor logies, winkels en bijeenkomstfuncties. Daarbij was ook aangekondigd dat andere sectoren zouden volgen afhankelijk van de doelen en jaartallen uit de EPBD IV.
- De grens van 16 en 26 procent slechtst presterende gebouwen moet nog exact bepaald worden, maar grofweg: een label D respectievelijk label C-plicht voor 2030 en 2033. Gebouwen met een slechter label mag je vanaf dan niet meer gebruiken.
- Doordat financiering vaak 5 jaar loopt, was na de aankondiging van de energielabel C-plicht van kantoren en 5 jaar voor invoering van de verplichting al te zien dat banken de eis gingen stellen voor alle nieuwe financieringen van vastgoed. Zij willen namelijk niet tijdens de looptijd van de financiering het risico lopen dat het pand niet meer aan regelgeving voldoet en gesloten wordt. Dit vertaalde zich direct ook in de waarde, waarbij de slechtste panden wel 40% daalden en de goed gelabelde panden veel waardevaster waren en stegen in waarde. Als de overheid in 2024 de labelplicht voor alle overige utiliteitsgebouwen bekend maakt, is vanaf dit jaar eenzelfde effect te verwachten: een financiering meer kunnen krijgen voor slecht gelabelde panden en waardedaling voor deze panden.
Hoe kan je je hier op voorbereiden?
- Zorg dat je inzicht hebt in je energielabel en energiegebruik.
- Maak voor al je gebouwen een routekaart ten minste naar de renovatiestandaard en het liefst naar Paris Proof.
- Plan de werkzaamheden zodanig in de tijd in dat voor 2030 / 2033 het gebouw niet meer een slecht energielabel heeft.
- Door het gebouw in één keer naar de renovatiestandaard of Paris Proof te renoveren zorg je dat het gebouw klaar is voor de toekomst en niet nogmaals een energetische verbetering moet maken voor 2050.
Welke producten van DGBC kan je gebruiken?
- WEii (Werkelijke Energie intensiteit indicator) Met de WEii kan je op een uniforme manier de werkelijke energiegebruik van je gebouw of portfolio meten.
- EnergieKompas Deze tool combineert de krachten van beschikbare middelen en methodes (het energielabel en de WEii-score), en geeft in één oogopslag inzicht in de verduurzamingsroute van een utiliteitsgebouw.
- Routekaarten Paris Proof Hoe pak je de verduurzaming van een gebouw aan? Per sector heeft DGBC routekaarten gemaakt die inzicht geven in de route naar Parijs
2. Bewustwording van indirecte milieu-impact
Waar komt dit effect vandaan?
In de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) wordt voorgeschreven dat (grote) bedrijven inzicht geven in hun ecologische en sociale impact in de keten. Denk aan de CO₂-emissies waar ze direct en indirect verantwoordelijk voor zijn, de vervuiling van waterbronnen, impact op biodiversiteit en arbeidsomstandigheden elders. Voor de indirecte milieu-impact gaat de CSRD in op de emissies die bedrijven zelf uitstoten (scope 1), tot aan de emissies die uitgestoten worden door inkoop en verkoop van goederen (scope 3). Ook moet worden aangegeven of ze wel of niet binnen het Parijsakkoord blijven.
In de voorgenomen EPBD IV wordt voorgeschreven dat gebouwen een zogenaamde Whole Life Carbon berekening dienen te maken, waarbij ze inzicht geven in de emissies over de gehele levensduur van een gebouw. Deze verplichting zou vanaf 2028 gelden, de doelstellingen vanaf 2030.
Hoe kan je je hier op voorbereiden?
- Zorg dat al jouw projecten een Milieuprestatieberekening (MPG) hebben met zo veel mogelijk categorie 1 (productspecifieke) productkaarten.
- Zorg dat je op organisatieniveau aan de slag bent met het in kaart brengen van je emissies (scope 1, 2 en 3). Het kan zijn dat jouw organisatie nog niet rapportageplichtig is volgens de CSRD-fasering, maar het is een grote opgave datastromen op orde te brengen zodat al je processen al goed ingericht zijn als de tijd daar is.
Welke producten van DGBC kan je gebruiken?
- Raamwerk Scope 3 CO₂-emissies voor bouwbedrijven om aan de slag te gaan met je Scope 3-inventarisatie
- BuildingLife programma en publicaties, als de Whole Life Carbon Roadmap om kennis te vergaren op het gebied van Paris Proof en CO₂-arme nieuwbouw en renovaties.
- BREEAM-NL Nieuwbouw Woningen credits MAT 01 en MAT 02 om te kunnen berekenen wat de materiaalgebonden uitstoot is van gebouwen.
3. Terugdringen van stedelijke uitbreiding
Waar komt dit effect vandaan?
Nederland is Europees koploper buitenstedelijke bebouwing. De bodem is echter belangrijk voor biodiversiteit, waterinfiltratie en CO₂-opslag. Om de stedelijke uitbreiding terug te dringen, heeft Europa de volgende regels opgesteld:
EU Taxonomie: De EU Taxonomie sluit specifieke gebieden uit om op te bouwen. Dit zijn gebieden met een hoge ondergrondse biodiversiteit, hoge bodemvruchtbaarheid en gebied dat als habitat dient voor bedreigde diersoorten. In ieder geval vallen akkerlanden hier onder. Banken, beleggers en grote (bouw)bedrijven zullen moeten rapporteren op en hun activiteiten in lijn moeten brengen met de groene spelregels van de EU Taxonomie.
LULUCF: Deze afkorting staat voor land use, land-use change and forestry. Emissies van landgebruik, landgebruik verandering en bosbouw moeten gereduceerd worden. Meerdere sectoren (zoals de landbouw) spelen hierin een rol. Stedelijke uitbreiding zal negatief doorwerken op de totale emissies van landgebruik en landgebruik verandering en zal mogelijk minder voorkeur krijgen.
Natuurherstelwet: De Natuurherstelwet staat op het punt om definitief goedgekeurd te worden door het Europese Parlement en de Raad. Met de Natuurherstelwet is het verplicht om bij ruimtelijke ingrepen maatregelen te nemen om de natuur niet te verslechteren.
No Net Land Take: Alhoewel nog niet definitief in regelgeving vastgelegd, is de ambitie vanuit Europa helder. Vanaf 2050 geen netto inname meer van landbouw- of natuurgebieden voor bodembedekkende functies. Ruimte voor bijvoorbeeld wonen, industrie en infrastructuur moeten in bestaand verstedelijkt gebied plaatsvinden, of het ruimtegebruik moet elders gecompenseerd worden.
Hoe kan je je hier op voorbereiden?
- Houd bouwlocaties tegen het licht. Stel vast of huidige of toekomstige bouwlocaties in gebieden staan die volgens de EU Taxonomie uitgesloten worden.
- Doe onderzoek naar de ecologische waarde (ondergronds en bovengronds) van de bouwlocatie. Stel vast welke maatregelen er genomen moeten worden om de natuur niet te verslechteren, en nog beter; juist ecologische waarde toe te voegen. Compenseer elders indien er geen andere alternatieven zijn.
- Geef renovatie of transformatie de voorkeur boven nieuwbouw. Is nieuwbouw toch noodzakelijk, richt je met name op binnenstedelijke oplossingen.
Welke producten van DGBC kan je gebruiken?
- EU Taxonomie-handreiking Bekijk de exacte regels omtrent bouwlocaties.
- BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie Het BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie keurmerk waardeert bouwen op brownfields en geeft handvaten voor het beschermen en verbeteren van de ecologische waarde.
- Trias ecologica Pas de principes toe van de ‘trias ecologica’. Lees hier de visie van DGBC.
Regio Amsterdam-Almere: bouwen aan een nieuwe stad Bron: Urban Change
4. Transparantie van ESG-prestaties
Waar komt dit effect vandaan?
Door Europese regelgeving moeten grote bedrijven en financiële marktpartijen transparant gaan zijn over een groot scala aan ecologische, maatschappelijke en bestuurlijke factoren. Publieke én private partijen kunnen hierdoor bewuster kiezen voor partijen of investeringen die werkelijk bijdragen aan de klimaatdoelen. Doordat bedrijven volgens dezelfde standaarden rapporteren, wordt het veel vergelijkbaarder wat bijvoorbeeld CO₂-uitstoot is van bedrijven, hoeveel afval zij produceren en hoe zij inzetten op maatschappelijke waarde. Dit komt door de volgende Europese regelgeving:
- Voor grote bedrijven: CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive)
- Voor financiële marktpartijen: SFDR (Sustainable Finance Disclosure Regulation)
- Voor grote bedrijven en financiële marktpartijen: EU Taxonomie
Hoe kan je je hier op voorbereiden?
- Stel vast welke regelgeving voor jouw bedrijf van toepassing is.
- Richt je organisatie intern in op de ESG-rapportage. Voer een dubbele materialiteitsanalyse uit (voor de CSRD).
- Voer een GAP-analyse uit. Bepaal wat er nodig is om in lijn te zijn met de regelgeving.
- Voer de strategie uit om de GAP te dichten.
Welke producten van DGBC kan je gebruiken?
- EU Taxonomie-handreiking Met de handreiking kan je de bouw- en vastgoedgerelateerde criteria van de EU Taxonomie beter begrijpen en daarmee rapporteren en aan voldoen.
- ESG-rapportagetraining Met deze training leer je de verschillende ESG rapportage regelgeving kennen. Na de training weet je welke stappen er nodig zijn om je organisatie in lijn kan brengen met de ESG-rapportageregelgeving. Bekijk hier de agenda voor de trainingsdata.
- WEii (Werkelijke Energie intensiteit indicator) Met de WEii kan je op een uniforme manier de werkelijke energiegebruik en CO₂-uitstoot van je gebouw of portfolio meten. Daarnaast kan je een pad uitstippelen naar Paris Proof, die je nodig hebt voor je CSRD-rapportage (ESRS-E1 ‘klimaatverandering’).
- Framework for Climate Adaptive Buildings (FCAB) Met het FCAB kan je fysieke klimaatrisico’s op gebouwniveau inschatten. Hierop kan je je strategie en actieplan bepalen. Het FCAB kan de basis vormen voor de CSRD rapportage van de ESRS-E1 ‘klimaatverandering’.
5. Gunstigere business case voor verduurzaming
Waar komt dit effect vandaan?
Een ETS (Emissiehandelssysteem) is een beleidsinstrument dat een plafond aan de uitstoot stelt. De huidige prijs van het ETS is nog niet dusdanig hoog (schommelt tussen 70-100 euro per ton CO₂) dat hier veel consequenties aan hangen voor de bouw- en vastgoedsector. Voorspellingen geven aan dat deze prijs wordt verhoogd naar +/- 120-150 euro per ton CO₂ in 2030. Dit effect wordt in de toekomst dus wel meer voelbaar.
Naast het huidige ETS wordt tevens het ETS BRT ingevoerd, waarbij voor transport en de gebouwde omgeving een apart ETS in werking komt. Energieleveranciers zullen vanaf 2025 emissierechten moeten krijgen voor 2024 en 2025, maar verplichting tot inlevering geldt pas vanaf 2026. Energie-leveranciers zullen dit verwerken in hun prijzen, waarmee vanaf 2026 de eindgebruiker een hogere energierekening kan verwachten.
Ook het CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) treedt in vanaf 2026, waardoor importeurs van met name staal en cement te maken krijgen met een importheffing om ook op eenzelfde manier in Europa te concurreren op basis van hun emissie-uitstoot.
De Energy Taxation Directive (ETD), oftewel energiebelastingsrichtlijn, moet ervoor zorgen dat de belasting van energieproducten en elektriciteit beter aansluit bij het effect van die producten op het milieu en de gezondheid, door belemmeringen voor schone technologieën weg te nemen en vervuilende brandstoffen zwaarder te belasten. Met de ETD wordt de geleidelijke daling in energiebelasting afgeschaft. Dit heeft een veel grotere impact in Nederland.
Hoe kan je je hier op voorbereiden?
- Lees je in. Deze mechanismes hebben als effect dat het duurder wordt emissie intensieve producten en energie te gebruiken. Het loont daarom nu al om je voor te bereiden op de toekomst en gebruik te maken van producten en materialen die emissiearm zijn.
- Stap af van gas. Het loont het in toenemende mate af te stappen op gas en energieverbruik te minimaliseren.
- Verminder je emissies per product. Voor producenten loont het om emissies per producteenheid te verminderen om zo nog concurrerend te zijn in de toekomst
Welke producten van DGBC kan je gebruiken?
- BuildingLife programma en publicaties en de Whole Life Carbon Roadmap om kennis te vergaren op het gebied van CO₂-arme nieuwbouw en renovaties.
- WEii DGBC pleit voor sturing op het werkelijk energiegebruik. Voor een eenduidige meetmethodiek van het werkelijk energiegebruik is de Werkelijke Energie intensiteit indicator ontwikkeld.
- Interne CO₂-prijs DGBC wil nog een publicatie maken over het hanteren van een (interne) CO₂-prijs voor organisaties (voorlopige planning 2024).