Energetische en financiële scenario’s
Strategie
De vorige hoofdstukken gaven een beschrijving van de sector, de ontwikkelingen en de kansen en belemmeringen voor verduurzaming. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de technische mogelijkheden voor de sector, met een doorrekening van de daaraan verbonden investeringskosten, aan de hand van scenario's. Vervolgens gaan eigenaren en gebruikers aan de slag met routekaarten op gebouw- en portefeuilleniveau. Een aantal is daarmee al ver gevorderd.
Indicatoren doorrekening sectorale routekaart
Sectorale routekaarten worden voor en door alle sectoren in de utiliteitsbouw opgesteld. Voor maatschappelijke sectoren zijn er al routekaarten gereed en deels gepubliceerd. DGBC stelt samen met brancheorganisaties routekaarten op voor de commerciële sectoren. Om de uitkomsten van routekaarten te kunnen vergelijken, zijn met alle sectoren gemeenschappelijke uitgangspunten en scenario’s besproken.
Alle scenario’s verkennen:
- Het energieverbruik (totaal en per m²)
- De daaraan verbonden CO₂-emissie en reductie
- Investeringskosten voor de sector en per m²
Het onderzoek voor retail is uitgevoerd door het DGMR. Hieronder volgt een samenvatting van de aanpak en de resultaten. Het volledige rapport is hier te downloaden.
Scenario’s tot 2050
Alle sectorale routekaarten kennen naast het business-as-usual-scenario tot 2050 nog drie scenario's, die tot respectievelijk 30%, 50% en 80% energiebesparing moeten leiden (met een bandbreedte van + en - 5%). Uitgangspunt hierbij is het totale netto verbruik in kWh/m². Dat betekent dat er gewerkt wordt met het gebouw- en gebruiksgebonden verbruik omgerekend naar kWh. In de routekaart Retail is het potentieel aan eigen opwek door PV-panelen niet meegenomen, zodat het in de resultaten alleen om de afname van de energiebehoefte gaat. Het wel meenemen van PV zal een verdere besparing mogelijk maken.
De scenario’s zijn bedoeld om op sectorniveau inzicht te krijgen in de mogelijkheden en kosten van energiebesparing en eigen opwek op gebouwniveau (zie actie 2.2). Dit zal in de verschillende sectoren anders uitpakken: in de logistiek zijn de mogelijkheden om zelf energie op te wekken vele malen groter dan in de retail die zich grotendeels in binnensteden of onder woongebouwen bevindt. Dit inzicht kan leiden tot het bijstellen van doelen voor sectoren en typen gebouwen.
Deze drie scenario’s zijn onderdeel van het format voor de sectorale routekaarten dat naar aanleiding van het Klimaatakkoord is afgesproken. De benadering is gelijk aan de DGBC-aanpak, met het verschil dat DGBC becijferd heeft dat 2/3 ofwel 66% energiebesparing nodig is en dit daarom als scenario toegevoegd heeft. DGBC zal partijen stimuleren om zich te committeren aan het versneld behalen van doelen, portefeuille routekaarten op te stellen om aan de klimaatdoelen te voldoen en deze informatie en ervaringen te delen. September 2020 heeft DGBC het Paris Proof Commitment gelanceerd. Partijen zijn daarbij transparant over hun hoger dan landelijke ambitie en stellen routekaarten op en delen deze. DGBC monitort de progressie jaarlijks.
Scenario voorraadontwikkeling in de retail
De retail sector is enorm is beweging. Dat is alleen maar sterker geworden door de Coronacrisis. In hoofdstuk 2 is daarop ingegaan. In de doorrekening van de concepten is geen rekening gehouden met verschuivingen in de totale voorraad, of sterkere groei of terugloop in bepaalde categorieën. Er is met andere woorden onderzocht hoe de huidige voorraad aan de doelen kan voldoen.
Energiebesparingsmogelijkheden
DGMR heeft in het kader van het onderzoek naar de Eindnorm 2050 voor alle gebouwtypen een groot aantal energiebesparingspakketten doorgerekend. Deze informatie is in dit onderzoek voor de retail gebruikt. Zomer 2022 zal de Eindnorm 2050 bekend worden gemaakt.
Voor winkelvastgoed in de klassen groot/ middel/ klein is met NTA8800 het kostenoptimale, dat wil zeggen meest rendabele, gebouwgebonden maatregelen pakket bepaald. Daarmee is de gebouwgebonden energievraag in kWh/m² berekend. Vaak is dit ook een kosteneffectief pakket, dat wil zeggen het pakket aan maatregelen verdient zich terug. Maatregelen die daarbij horen zijn een isolatieniveau Rc=3,7 en HR++ beglazing. De te behalen gebouwgebonden energievraag ligt dan tussen de 40 en 60 kWh/m². Verdergaand besparen op gebouwniveau is theoretisch mogelijk, maar de investeringskosten lopen dan op. Bij grote vrijstaande retailpanden zou het energiegebruik nog wel verlaagd kunnen worden door PV-panelen te plaatsen. PV is nu niet meegenomen.
De Paris Proof waarden liggen op 80 kWh/m² voor panden zonder warenkoeling en 150 kWh/m² voor retail met warenkoeling. Dat betekent dat theoretisch na aftrek van het gebouwgebonden verbruik nog 20-40 respectievelijk 90-110 kWh/m² beschikbaar is voor procesenergie om binnen het totale Paris Proof budget te blijven.
Berekende scenario’s
Om tot de beoogde 30/ 50/ 66 (Paris Proof) en 80% besparingspercentage te komen zijn een aantal opties beschreven.
- Gebouwgebonden maatregelen: het Eindnorm pakket, dat ook gasloos is (er is in de Eindnorm steeds zorggedragen dat het kostenoptimale punt dan met meerdere gasloze technieken gerealiseerd kan worden).
- Procesenergie ofwel gebruikersenergie met bijzondere aandacht voor de mogelijkheden van verlichting.
Bij de retail zonder warenkoeling blijken besparingspercentage tot 50% mogelijk met het gebouwgebonden Eindnorm pakket. Voor Paris Proof (-66%) is aandacht voor de verlichting waarschijnlijk voldoende. Om tot 80% reductie te komen zal ook naar de overige verbruiksposten in de winkel gekeken moeten worden. In deze categorie zijn de kleding/ schoenen/ sport, woninginrichting en huis en tuin de sectoren met het grootste aandeel in het totale verbruik van de retail sector.
In de retail met warenkoeling is tot 30% reductie haalbaar met gebouwgebonden maatregelen en verlichting. Om tot 50% reductie en meer te komen zullen besparingsposten in het proces gebonden moeten worden van 75 kWh/m² voor het 50% scenario’s, tot 250 kWh/m² om de 80% te behalen. Navraag van DGBC bij supermarktketens leert dat bij de herinrichting van de winkels weliswaar steeds de modernste technieken gekozen worden, maar dat aan de andere kant steeds meer nieuwe energievragende systemen en services in de supermarkten komen, zoals ovens, meer koeling en scansystemen. Bij de sub-sectoren binnen de retail die het leeuwendeel van het totale energiegebruik uitmaken is daarom behoefte aan meer inzicht in de grootste energieposten en de besparingskansen om snel stappen te kunnen zetten met een grote impact (zie actie 3.2).
Een optie die daarnaast nog niet meegenomen is ligt in het plaatsen van PV panelen op de winkels. Ook daarmee kan de energiebehoefte op locatie terugbracht worden. In sommige subsectoren van de retail met laagbouw en platte daken liggen hier kansen. De split incentive tussen eigenaar en huurder kan een barrière zijn. Hier zijn binnen de werkgroep oplossingen voor gevonden.
Actie 6.1: Paris Proof voorbeeldgebouwen
Het realiseren van gebouwen met een energiebesparing van 66% of zelfs 80% is uitdagend, maar niet onmogelijk. Gebouwen die al richting Paris Proof zijn gebracht zijn nuttige voorbeelden en kunnen dienen ter motivatie van andere partijen. De werkgroep wil voorbeelden van op deze manier verduurzaamde gebouwen ophalen en delen met de sector.
Investeringskosten
Voor de retailtypen groot; middel en klein zijn de investeringskosten bepaald. In de Eindnorm rapportage zullen tevens de exploitatiekosten worden voor een periode van 20 jaar worden vermeld. Let wel: het gaat in de Eindnorm en deze routekaart steeds om de investeringskosten van de gebouwgebonden maatregelen.
De investeringskosten zijn naast de grootteklasse uiteraard afhankelijk van de uitgangssituatie van de winkel. We zien een bandbreedte tussen 260 euro/m² voor de kleine en nog slechte uitgevoerde winkel tot 100 euro/m² voor de grote en al goed uitgevoerde winkel.
Wanneer we dit omslaan naar de totale winkelvoorraad komt DGMR tot de volgende getallen. Globaal maakt iedere grootteklasse 1/3 deel uit van de totale retail voorraad van 42,7 miljoen m². Deze zijn aan de hand van bouwjaar ingedeeld over de klassen goed; matig en slecht.
De totale investeringskosten komen voor de gebouwgebonden maatregelen daarmee op 7,5 miljard euro, ofwel gemiddeld 180 euro per vierkante meter, met een bandbreedte van 70 tot 240 euro/m²). Deze kosten gelden voor alle scenario's. Voor de 50/ 66 en 80% scenario's komen daar nog de kosten bij voor de maatregelen in de procesenergie en PV (acties 2.2 en 3.2)