Scenario’s
Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft voor DGBC voor de gehele woningsector energiebesparingscenario’s doorgerekend, volgens hetzelfde format als het merendeel van de commerciële en maatschappelijke routekaarten. De scenario’s hebben dertig procent, vijftig procent en tachtig procent besparing als doel. DGBC heeft voor de DGBC Routekaarten het scenario met 66 procent energiebesparing (Paris Proof niveau) aan toegevoegd.
Uitgangspunten van het EIB-onderzoek ‘Verduurzaming van de woningvoorraad’
Voor de routekaart is door het EIB de gehele woningvoorraad doorgerekend, omdat het bezit van de institutionele beleggers een vrij klein aandeel vormt in deze voorraad en meestal al een goed energielabel heeft. Ten opzichte van de DGBC Paris Proof benadering en WEii-methodiek (Werkelijke Energie Intensiteit Indicator) wijken de uitgangspunten in het EIB-onderzoek iets af:
- Nieuwbouw (uitbreiding en bij sloop/nieuwbouw) is nog niet energieneutraal;
- EIB heeft geen eigen opwek met PV panelen meegenomen, zoals in de WEii en bij het bepalen van Paris Proof wel toegestaan is. In de WEii is uitgegaan van een opwekpotentieel van drie respectievelijk vijftien kWh per m2 gebruiksoppervlak voor appartementen en eengezinswoningen.
Voor de publicatie zijn er vier energiebesparingsniveaus onderzocht:
- 30 procent reductie in finaal energiegebruik
- 50 procent reductie in finaal energiegebruik
- 66 procent reductie in finaal energiegebruik (dit scenario is in lijn met de Paris Proof doelstellingen van 2/3e besparing)
- 80 procent reductie in finaal energiegebruik
De hoofdvraag in het onderzoek is welke besparingen er op autonome wijze al behaald kunnen worden en welke maatregelen extra genomen moeten worden om ambitieuzere besparingsniveaus te realiseren. Er zijn met vijf scenario’s gerekend: 1. Autonoom scenario
2. Volledige isolatie
3. Intensivering aardgasvrij
4. Aardgasvrij + noodzakelijke isolatie
5. Aardgasvrij + volledige isolatie
Actie 2.2: Paris Proof nieuwbouw en renovatieconcepten
Nieuwbouwwoningen kunnen vaak in hun eigen energiebehoefte voorzien. Er zijn veel Nul-op-de-meter projecten gerealiseerd. Voor werkelijke energieneutraliteit is echter meer nodig: ook de gebruikersenergie dient op locatie opgewerkt te worden en de materiaalgebonden emissies dienen gereduceerd te worden. Er is behoefte zowel op het operationele als materiaalgebonden aspect CO₂ neutrale concepten en voorbeelden voor nieuwbouw en grootschalige renovatie, ook voor lastige (binnenstedelijke) situaties.
Ontwikkelingen onder het autonome pad: dertig en vijftig procent
Zoals ook in andere routekaarten bleek, wordt het scenario van dertig procent energiebesparing door autonome woningverbeteringen behaald. Met een besparing van 207 petajoule (PJ) ofwel 47 procent wordt ook het tweede scenario van vijftig besparing procent vrijwel ingevuld.
Onder autonome ontwikkelingen vallen onder meer de vervanging van oude woningen door nieuwbouw, het isoleren van woningen en het verplichten van een hybride verwarmingssysteem als vervanging voor een gasketel. Door vervanging en uitbreiding worden in de periode tot 2050 twee miljoen nieuwe woningen gerealiseerd. Dat betekent dat 6,6 miljoen woningen van de huidige woningvoorraad nog steeds bestaan in 2050.
Onder het autonome pad worden in 6,2 miljoen woningen maatregelen genomen, mede onder invloed van subsidieregelingen als ISDE en SEEH, het aangekondigde plan om vanaf 2030 de labelklassen onder energielabel D niet meer te mogen verhuren en vanuit de EPBD IV (Energy Performance Building Directive) slechte energielabels zelfs volledig uit te faseren. Deze verplichtingen en stimulansen leiden nog niet tot een verregaande isolatie. Het grootste deel van de woningen zal naar niveau twee of drie uit de Standaard en Streefwaarden gaan.
Maatregelen en kosten voor 66 procent en 80 procent energiebesparing
Voor de ambitieuze scenario’s zijn vanzelfsprekend meer maatregelen nodig. Dat zijn hogere isolatieniveaus om het energiebesparingsdoel te behalen, gecombineerd met een volledige uitfasering van de gasketels om ook de CO₂-neutrale situatie te bereiken.
Met verder inzetten op isolatie kan 66 procent energiebesparing behaald worden: de Paris Proof ambitie. Dat betekent door 5,1 miljoen woningen naar isolatie niveau vier gebracht moeten worden, ook woningen die in het autonome pad al verbeterd waren. De investering bedraagt 86 miljard euro. Om het tachtig procent energiebesparingsscenario te behalen volstaat het isoleren van alle woningen tot niveau vier niet. De kosten lopen tot 159 miljard euro op en het besparingspercentage blijft steken op zeventig procent. De Paris Proof besparingsdoelstelling wordt dan behaald, maar de woningvoorraad is nog niet volledig gasloos.
Beschrijving isolatieniveaus volgens EIB
Niveau 0 en niveau 1: Huidig isolatieniveau
Niveau 2: Gangbare verbetermaatregelen ‘ondergrens’ zoals spouwisolatie, vloerisolatie of dakisolatie
Niveau 3: Gangbare verbetermaatregelen ‘bovengrens’ zoals niveau 2 maar dan complexmatig uitgevoerd
Niveau 4: (Technisch) Relatief vergaande verbetermaatregelen zoals technische ingrepen per bouwdeel
Naar gasloos
Door aan het autonome (isolatie) scenario elektrische warmtepompen en warmtenetten toe te voegen aan de woningen die daarvoor geschikt zijn, wordt een energiebesparingspercentage van 57 procent behaald. In totaal zijn dan 4,4 miljoen woningen aardgasvrij.
Om alle woningen van het gas af te kunnen halen, dienen deze geïsoleerd te worden tot minimaal niveau drie. Dan komt de Paris Proof doelstelling in beeld, met 63 procent energiebesparing. De kosten bedragen 58 miljard euro aan isolatiemaatregelen boven op het autonome pad, plus 132 miljard euro voor het aardgasvrij maken.
Om tachtig procent reductie te behalen zal nog beter dan niveau drie geïsoleerd moeten worden. Voor de CO₂-reductie maakt dit niet uit, omdat de energievoorziening al aardgasvrij was. En volgens de DGBC Paris Proof berekening volstaat 66 procent al omdat die hoeveelheid duurzame energie binnen Nederland opgewekt kan worden.
De grafiek laat de kosten van de scenario’s zien ten opzichte van het besparingspercentage. De diagrammen tonen welke maatregelen in de scenario’s in de woningvoorraad genomen moeten worden.
Conclusie Paris Proof woningvoorraad
EIB heeft door middel van scenario’s de route naar Paris Proof ambitie van DGBC voor woningen verkend. Dit is een combinatie van isolatiemaatregelen en de transitie naar een aardgasvrije energievoorziening. Er is een relatie tussen deze twee zaken.
Woningen moeten minimaal tot isolatieniveau drie uit de Standaard en Streefwaarden geïsoleerd worden om geschikt te zijn voor een all-electric warmtepomp. Ook bij een woning die aangesloten kan worden op een warmtenet, is dit isolatieniveau aan te bevelen om de energiekosten te beperken. In de studie zijn de kosten voor all-electric warmtepomp systemen en aansluitkosten voor warmtenetten gelijk gehouden. Het zal per wijk verschillen welke optie mogelijk is. Scenario drie komt met 63 procent energiebesparing het dichtst bij Paris Proof. Doordat nog geen PV is meegenomen (zie kader) en omdat de nieuwbouw nog niet energieneutraal is, moet de 66 procent behaald kunnen worden.
Samengevat bestaat dit Paris Proof scenario uit:
- Nieuwbouw of vervangende nieuwbouw : 2,2 miljoen woningen
- Autonoom geïsoleerd naar niveau drie of vier: 2,8 miljoen woningen
- Vanuit de bouw geschikt voor aardgasvrij (na 1995): 1,6 miljoen woningen
- Aanvullend isoleren naar minimaal niveau drie: 2,3 miljoen woningen
- Alle woningen een all-electric warmtepomp of een aangesloten op een warmtenet
Wat zijn de Standaard en Streefwaarden?
In het Klimaatakkoord is afgesproken een Standaard te ontwikkelen voor de jaarlijkse netto warmtebehoefte van woningen. De Standaard geeft aan hoeveel warmte (kWh), per vierkante meter gebruiksoppervlak, per jaar, nodig is nadat er energiebesparende maatregelen zijn genomen zoals isolatie, kierdichting en ventilatie. De Standaard geeft voor kenmerkende type woningen weer wat een ‘verstandige’ verduurzaming is. Met verstandig wordt bedoeld op basis van kosten-baten en de gewenste reductie van de warmtevraag. Zo weten alle woningeigenaren waar ze aan toe zijn. De waarde wordt opgenomen op het energielabel. Er worden ook Streefwaarden voor de isolatiewaarden per component ontwikkeld, dus bijvoorbeeld voor het dak of de vloer. De Streefwaarden zijn bedoeld om handelingsperspectief te geven bij verbouwingen waar slechts één of enkele bouwdelen worden aangepakt. Dit zijn waarden voor isolatiemaatregelen voor afzonderlijke bouwdelen en voor benodigde ventilatie en kierdichting. De Standaard is leidend, de Streefwaarden voor bouwdelen dragen hieraan bij.
RVO heeft een brochure opgesteld waarin renovatieconcepten voor voorbeeldwoningen van verschillende typen en tijdvakken zijn uitgewerkt.
Potentieel PV op woningen
Het aantal PV-panelen op woningen is de afgelopen jaren aanzienlijk gegroeid. De EPBD IV en Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED) stimuleren en verplichten PV. DNE Research schatte december 2022 in dat twee miljoen woningen van PV-panelen waren voorzien, een kwart van de totale woningvoorraad. Het gaat om 35 procent van de koopwoningen en zestien procent van de sociale huurwoningen. Wanneer we rekenen Met twee kWp per grondgebonden woningen en 250 Wp per appartement dan komen we op een productie van dertien PJ. Als we dit doortrekken naar de gehele woningvoorraad komen we op een potentieel van ruim vijftig PJ. Generation Energy (GE) komt in een studie voor TKI Urban Energy ook tot 12,6 PJ voor PV op daken. De scenario’s lopen op van dertig PJ in 2030 tot maximaal 235 PJ in 2050 in het meeste verregaande scenario. Dan is 10.000 kWh per woningen dan kan alle energie voor woningen, inclusief warmtepompen en laadpalen ruimschoot opgewekt worden.
Tegelijkertijd wordt de salderingsmogelijkheden teruggeschroefd, vanwege de kosten en de netcongestie. Met het GE-scenario ‘70 TWh gebalanceerd’ komt men op 43 PJ voor de opwek op daken van woningen, dus ruim dertig PJ meer dan momenteel lijkt een conservatieve aanname. 43 PJ is ongeveer tien procent van de energievraag van 440 PJ uit 2018.