Huidige energetische situatie
De horeca is net als de retail een sector met grote onderlinge verschillen tussen type gebouwen zoals cafés, restaurants, hotels en andere logiesbedrijven. Een deel van de gebouwen kenmerkt zich door een combinatie van functies. Deze aspecten zijn direct van invloed op het uiteindelijke energiegebruik. Om tot een Paris Proof horeca te komen moet het werkelijk energiegebruik omlaag. Dat betekent dus dat zowel het gebouwgebonden (installaties) als het gebruiksgebonden (apparatuur) energiegebruik meegenomen wordt in de beschrijving van de huidige energetische situatie. Met name het gebruik van apparatuur zal net als in de retail aanzienlijk zijn. Om een beeld te krijgen welke posten onder welke methode vallen, is hieronder een opsomming van de verschillende deelgebruiken.
Gebouwgebonden energieprestaties van horecagebouwen kunnen berekend worden door middel van de NTA 8800 (gas en energie), sinds 2021 de standaard rekenmethode voor energielabels. Daarbij moet vaak gewerkt worden met gestandaardiseerde data voor gebouwgebonden verlichting. DGMR heeft dit doorgerekend voor deze routekaart met onderstaande tabel als resultaat (Tabel 4.2).
DGMR heeft voor de berekening referentiegebouwen gebruikt welke verschillen in omvang en algemene kwaliteit. Hierbij wordt gebruik gemaakt van CBS data voor de omvang en een set gebouwsituaties op het gebied van duurzaamheid die door DGMR zelf zijn samengesteld. Onderstaand de factoren die de referentie bepalen voor cafés en restaurants bepalen. Voor de logiesfunctie verschilt alleen de verlichting van waarde, deze is structureel lager in Watt per m² dan bij de cafés en restaurants.
Slecht
ongeïsoleerd, dubbel glas, verlichting 15 W/m², vertrekschakeling, HR-ketel, compressiekoeling, elektroboiler.
Matig
Ongeïsoleerde vloer, na-isolatie gevel en dak naar Rc 1,4 m²K/W, dubbel glas, verlichting 15 W/m², vertrekschakeling, HR-ketel, compressiekoeling, elektroboiler
Goed
Rc 2.5 voor vloer gevel en dak, HR++ glas, verlichting 12 W/m², aanwezigheidsdetectie, HR- ketel, compressiekoeling, elektroboiler.
We weten hoe gebouwen in de horeca (vakantiewoningen buiten beschouwing gelaten) theoretisch zouden moeten presteren. Om tot het werkelijke energiegebruik te komen moet het gebruikersgebonden energiegedeelte in kaart worden gebracht.
Voor het rekenen aan het gebruiksgebonden energiegebruik (oftewel het niet-gebouwgebonden energiegebruik) van een specifiek gebouw is het zelfs op gebouwniveau nog best lastig om het energiegebruik te bepalen. In dergelijke onderzoeken, waarbij je een energiebalans opstelt (inventarisatie verschillende posten en inschatting bijbehorende energiegebruik) blijft er sprake van een benadering doordat vermogens, werkelijke gebruiken en gebruikstijden lang niet altijd exact te bepalen zijn. De onafhankelijke variabelen zien hierbij onder andere de kwantiteit en kwaliteit van personeel, het aantal ontvangen gasten per m², de kwaliteit van keukenapparatuur en de aanwezigheid van een terras.
De bevindingen van DGMR omtrent gebruikersgebonden energiegebruik in de horeca worden weergegeven in tabel 4.3. Hierbij wordt gebruik gemaakt van CBS data uit 2018 voor het bepalen van het werkelijk verbruik van de referentie gebouwen. Het gebruikersgebonden energiegebruik kan vervolgens bepaald worden door het gebouwgebonden deel van het totaal werkelijk energiegebruik af te trekken.
Het is duidelijke te zien dat het werkelijke gebruik volgens CBS (totaal van gas en elektriciteit) een grote gemiddelde bandbreedte heeft. Wanneer dit werkelijke energiegebruik vergeleken wordt met het verwachte gebouwgebonden energiegebruik voor de verschillende referentiesituaties (figuur 4.3 - slecht, matig, goed), dan is er bij een de referentiesituaties slecht en matig, weinig tot geen ruimte voor het gebruiksgebonden deel.
De hotelsector verschilt verder van de rest in de horeca in de eigendomssituatie. De hotelsector is minder versnipperd en vaak in het eigendom, beheer en exploitatie van grotere internationale partijen. Hierdoor is er vaker ruimte voor investeringen in duurzaamheid en dus ook in het meten van energiegebruik in de gebouwen. Zo zijn er al 40 hotels in Nederland met een geldig BREEAM-NL In-Use certificaat en 320 met een Green Key certificaat. Energiemonitoring is onderdeel van beide certificeringsmethoden.
De complexiteit bij hotels ontstaat door de combinatie van functies die bij een hotel aanwezig kan zijn. Een hotel bestaat vrijwel altijd uit een logiesgedeelte en een café/restaurantgedeelte. Daarnaast kunnen er ook verschillende vergader-, sport- en zwembad/wellnessfaciliteiten aanwezig zijn. Bij de uitwerking voor de routekaart is het nodig om bij de energiegebruiken uit de praktijk inzicht te hebben in de aanwezige faciliteiten.
Voor vakantieparken is het ook lastig een generiek beeld te verkrijgen van het huidig energiegebruik. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende onderdelen/gebouwtypen. Op dit moment zijn er (nog) geen energiegebruiksgegevens beschikbaar waar de benodigde detaillering in zit. DGBC gaat in overleg met de Recron en Greenkey om te kijken welke gegevens beschikbaar zijn.
Het blijkt in de praktijk lastig om aan gebruiksgebonden energiedata te komen. Restaurant- en café-eigenaren zijn doorgaans niet op de hoogte van de waarde van energiemonitoring. Een interview met een horecaeigenaar in Amsterdam benadrukte dit gat in de data. “Wij betalen elke maand gewoon braaf de rekening, en daar blijft het ook wel bij.” Zo lang er onder het MKB geen data wordt verzameld omtrent gebruiksgebonden energie in horecapanden zal het een uitdaging worden efficiënte maatregelen te treffen.
In de onderstaande figuren zie je het energiegebruik voor de sector gebaseerd op de gegevens van MKB Energy Checkup: