'Een gezonde stad maak je met alle stukjes van de puzzel'
Bouwbioloog Carla Rongen, lid van Adviesgroep BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie
Foto's: Robert Tjalando
Een duurzame samenleving is meer dan energiebesparend en circulair. Gezondheid speelt ook een rol en is niet langer het ondergeschoven kindje. Een gezonde stad gaat naast het maken van nieuwe stukjes stad ook om het beter maken van de bestaande delen. Steeds meer komt er besef dat energiebesparing en circulariteit niet los staan van die gezonde stad. Ze hangen samen en passen in de omgeving als stukjes van een puzzel.
De BREEAM-NL keurmerken benaderen de verschillende thema’s in samenhang met elkaar. Het belang van een gezonde omgeving geniet vanuit de overheid ook veel aandacht. In de nieuwe Omgevingswet, de langverwachte wet voor de integrale benadering van ruimtelijke thema’s, is specifiek in artikel 1.3 een gezonde fysieke leefomgeving beschreven als een van de maatschappelijke doelen van de wet. Dat is niet vreemd. De kosten van de rijksbegroting zijn met 27 procent en 26 procent voor respectievelijk Sociale Zekerheid en de Zorg enorm en de verwachting is dat de laatste binnenkort de grootste post is, mede door de vergrijzing. Een gezonde omgeving en het voorkomen van slechte gezondheid winnen daarom aan belang om de rijksuitgaven binnen de perken te houden.
Een groot deel van de gezondheid van de mens is afhankelijk van de omgeving waarin die zich bevindt. Dat komt enerzijds door de invloed van het buitenmilieu op ons gestel, en anderzijds door de invloed van sociale keuzes als levensstijl en onze sociale omgeving.
Slimme combinaties Bouwbioloog Carla Rongen is lid van de Adviesgroep BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie, specialist circulair en gezond bouwen bij Aveco de Bondt en BREEAM-NL Expert voor zowel het gebied- als het nieuwbouwkeurmerk. Zij ziet de kracht in de verbindingen tussen – en de combinaties van – de zeven gebieden van het kringloopdenken: Energie, materialen, biodiversiteit, water, afval, sociale duurzaamheid en mobiliteit en transport. De beste - en goedkoopste - oplossingen combineren zoveel mogelijk deelgebieden.
Ze noemt een voorbeeld: “Omdat een groene gevel water verdampt, werkt die als airco voor de omgeving. Eén grote boom doet hetzelfde werk als tien airco's. Ook gebouwen van biobased materialen zorgen voor minder opwarming van de stad dan bijvoorbeeld opgewarmde bakstenen gevels. Dampopen gebouwen (mits goed op detail ontworpen) zijn – van nature – warmte-regulerend en in de zomer treedt daardoor geen (belastende) hittestress op binnenshuis. Dat maakt airco’s overbodig en draagt bij aan gunstige Life Cycle Costs (LCC, gebouw-, gebruiks- en onderhoudskosten gezien over de levensduur van een gebouw, red.). Ook stoten airco’s veel warme lucht uit in de stad. Zo draagt biobased en dampopen bouwen bij aan vermindering van het ‘heat-island’-effect in de stad.
Groen dak Een ander voorbeeld: een groen dak werkt isolerend en houdt hemelwater vast onder de sedum- of plantenlaag. Rongen pleit altijd voor hergebruik van opgevangen hemelwater voor spoeling van toilet, aansluiting van de wasmachine en sproeien van de tuin. Op deze manier verbruiken woningen tot vijftig procent minder drinkwater en kantoren tot wel 75 procent. Groene daken bieden dus, naast meer biodiversiteit, ook een oplossing in de actuele verdrogingsproblematiek. Op gebiedsniveau creëer je wadi’s. Met een pomp erbij kunnen kinderen uit de buurt daar spelen en met een bankje erbij is het een ontmoetingsplek voor ouders. Bovendien voeg je met een wadi een extra biotoop toe in de omgeving, waardoor er nog meer soorten planten en dieren komen. Daarnaast is het mogelijk om op wijkniveau je eigen elektriciteit en warmte op te wekken, als je het zwarte water vanuit het toilet en de keukenafvoer gaat vergisten. Al vanaf vijfhonderd woningen zijn er mogelijkheden en de aanleg van een riool is dan niet meer nodig. Dat bespaart kosten, en je wekt – op wijkniveau – tot dertig procent van je eigen benodigde elektriciteit op en tot vijftig procent van je eigen benodigde warmte. Bovendien daalt met dit systeem ook het drinkwatergebruik. Deze technieken zijn in het buitenland in gebruik en mondjesmaat ook steeds meer in Nederland.
Zo denkt Rongen altijd in oplossingen waarin de biodiversiteit met het energievraagstuk, de materialisatie en de waterkringloop wordt gecombineerd. Het mooie is volgens haar dat je meteen aan de eisen voldoet van 2050 voor zowel energie, als voor circulariteit, de waterkringloop, de biodiversiteit en de klimaatadaptatie.
Gezondheid voorop Voordelen op gebouw- en gebiedsniveau helpen en versterken elkaar, in de visie van Rongen. “Vanuit de bouwbiologie gezien, is er veel overlap tussen die twee domeinen.” En er is een hoger doel: “Het gaat uiteindelijk om de gezondheid en levenskwaliteit van de mensen in het gebied. Daar is wat te doen, want zestig procent van de mensen in de westerse wereld is ziek, incidenteel of chronisch. Maar dan moet je eerst weten hoe je gezondheid definieert. In mijn opinie is gezondheid niet uitsluitend de afwezigheid van ziektes. Het gaat erom dat je op drie vlakken lekker in je vel zit: op mentaal, sociaal en fysiek niveau. Het gaat erom dat je floreert. Dat vind ik zo gaaf aan bouwbiologie: het richt zich op de totale gezondheid van de mens én op biodiversiteit en de waterkringloop. Je maakt een omgeving waarin mensen zich prettig voelen, met uitsluitend die materialen die de aarde niet verder uitputten. De bouwbiologie richt zich met het beperken van geluidsoverlast, het voorkomen van hitte-eilanden en het maken van een prettige sociale leefomgeving ook op gezonde stedenbouw. Levenskwaliteit en bouwen in balans met de aarde, daar gaat het om.
Buiten spelen Als je naar buiten kijkt, moet je niet alleen baksteen, beton en asfalt zien. Dat maakt mensen aantoonbaar ongelukkig, ze krijgen er stress van. Mensen worden aantoonbaar gelukkig van een ‘biophilic omgeving’; dat ze het contact met de natuur ervaren. En een gezond gebouw bereik je niet door een gebouw dat alleen maar voldoende lucht afzuigt. “Het gaat om al die zeven aspecten. Op het aspect mobiliteit heb je grote parkeerplaatsen aan de rand van de wijk. Die parkeerplaatsen hebben natuurlijk een dak vol zonnepanelen, zodat mensen daar hun elektrische auto kunnen opladen. Natuurlijk mag je er met je auto wel in bij een verhuizing of bij het afleveren van boodschappen, maar het is autoluw. Fietsers en voetgangers hebben voorrang op alles. Daarmee creëer je een prettige omgeving waarin je met een gerust hart je kinderen buiten laat spelen. Vaak heb je dan ook een combinatie met veel lokaal groen, voedselbossen en moestuinen. Zo leren kinderen ook hoe ons eten groeit. Ze mogen letterlijk met de handen in de aarde, ook dat verlaagt het stressniveau; kinderen mogen weer vies worden”, zegt Rongen.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw was hier tijdelijk aandacht voor, maar Rongen ziet ook nu weer een beweging in die richting: “Ik zie bij wijkontwikkeling volle aandacht voor groen. Je hebt in Zeist – in Kerkebosch, één van mijn voorbeeldwijken – geen strakgemaaide bermen. Daar komen niet elke week maaimachines. ’s Zomers is het één bloemenzee en gonst het van de bijen en later zijn deze bermen een 'herberg' voor overwinterende insecten en andere dieren. En qua kosten is het goedkoper dan iedere week bermen maaien. ”
In mijn advieswerk gaat het om twee dingen; maximale duurzaamheid én minimale kosten.
Twintig jaar? Rongen studeerde Bouwbiologie bij IBN in het Duitse Rosenheim. “Daar leerde ik dat we alles moeten meenemen. In de afgelopen twintig jaar hebben we ons uitsluitend gericht op energiebesparing, onder andere met energielabels. Nu gaan we iets doen met circulariteit. Maar we kunnen niet twintig jaar aan de slag met alleen maar het thema circulariteit. Biodiversiteit, de waterkringloop en een gezonde omgeving zijn té urgent, die moeten we meteen meenemen.”
Als 16-jarige was Rongen al doordrongen van het besef dat het anders moet: “Het was toen de tijd van zure regen en het gat in de ozonlaag. Ik wist dat ik daar iets aan wilde doen en ging Milieu-Technologie studeren. Eenmaal in de ‘echte wereld’ heb ik drie belangrijke dingen erbij geleerd. Ten eerste: dat je het met alleen techniek niet redt, goed beleid is essentieel. Houd dan rekening met dat mensen pas echt actie ondernemen als het geld oplevert of bespaart. Dus strengere eisen, maar ook veel meer positieve financiële prikkels zijn nodig om mensen aan te zetten tot actie. Les twee: verandering gaat heel traag. Ik leerde in mijn opleiding al over het ‘kringloop-denken’, de verdrogingsproblematiek, de gevolgen van toxische materialen en zelfs de stikstofproblematiek. Nu pas is wetgeving daarop gericht en gaan opdrachtgevers ermee aan de slag. Les drie is dat we in Nederland denken dat we altijd ‘voorop lopen’. De bouw denkt daarbij aan verder innoveren. Terwijl in het buitenland al bewezen bouwtechnieken zijn, die we hier direct kunnen inzetten en waarmee we de transitie kunnen versnellen.
Rongen besluit: “In mijn advieswerk gaat het om twee dingen; maximale duurzaamheid én minimale kosten. Ik kijk altijd wat het oplevert voor de klant. Naast bouwkosten, neem ik Life Cycle Costs mee. Biobased en circulair bouwen kan kostenneutraal en een gezond gebouw levert ook geld op over de hele levensduur gezien. Alles kan al, het gaat er nu om dat iedereen z’n verantwoordelijkheid neemt en het gewoon gaat doen.
Adviesgroep BREEAM-NL Gebied De adviesgroep van BREEAM-NL Gebied ziet ook het belang van het combineren van thema’s in stedelijke ontwikkelingen, waarbij een gezondheidsinsteek essentieel is voor het creëren van woon- en leefgeluk. Hier is ook steeds meer aandacht voor de gezonde stad. Trends als het groeiende aanbod van bezorgdiensten en bezorgmogelijkheden hebben een effect op de gezondheid in de stad. Tegelijkertijd zorgen dezelfde ontwikkelingen ervoor dat ook steeds meer gezonde ketens, en niet alleen fastfoodrestaurants makkelijk bereikbaar zijn. Elektrische deelscooters en -fietsen zorgen bovendien enerzijds voor een ‘nieuw’ straatbeeld, maar brengen de gebruikers makkelijker van a naar b. Nieuwe ontwikkelingen die gelet op de gezondheid van ons als gebruiker een ruimtelijke uitdaging zijn om een gezonde leefstijl te stimuleren.
De adviesgroep start samen met DGBC een verkennend onderzoek naar de voorwaarden van een gezonde stedelijke omgeving. Hierin bundelen we voorbeelden uit de praktijk, onderzoeksgegevens en gesprekken om een goed beeld te krijgen van wat een gezonde stedelijke omgeving vraagt en wat gemeenten, ontwikkelaars en gebruikers daaraan kunnen bijdragen. Wil je hierover meedenken of heb je goede voorbeelden van projecten waarbij gezondheid centraal staat? Stuur je opmerking in naar DGBC via helpdesk@dgbc.nl onder vermelding van ‘Gezonde stad’.