Onderzoeker Susanne Agterbosch:
'Energiearmoede slaat komende winter over naar middeninkomens'
Foto's: Joke Schut
Energiearmoede is van alle tijden. Maar vanwege de dreigende omvang ervan, zijn proefprojecten opgezet en gaan onderzoekers er mee aan de slag. Zo ook onderzoeker Susanne Agterbosch. Dat begon al voor de lange, hete zomer van 2022, waarin heel Europa vooruitloopt op winterse zorgen over de recordprijs van energie en wanneer de gaskraan dichtgaat.
De lage gasprijs was tot voor kort doodgewoon, nu domineert het dreigend gebrek aan aardgas het nieuws. Daarom had het overgrote deel van de Nederlanders weinig problemen met de betaling. Tot 2022 kende ruwweg een half miljoen Nederlandse huishoudens (ongeveer 7 procent) energiearmoede (zie kader). Inmiddels kunnen steeds meer huishoudens de energierekening niet of met moeite betalen en hangt het voor de komende winter als een zwaard van Damocles boven de hoofden van miljoenen mensen.
“Niet, of met moeite kunnen betalen van de energierekening.” Zo omschrijft Agterbosch, plaatsvervangend directeur van het Tilburgse onderzoeksbureau Het PON & Telos, de term energiearmoede. “Het gaat ook over huishoudens die in een tochtig huis wonen en vanwege hun financiële situatie de thermostaat uitzetten om hun energiegebruik te verlagen. Zij hebben daar last van, omdat ze letterlijk in de kou komen te zitten. Het gaat over huishoudens die niet (financieel) mee kunnen doen met de energietransitie, omdat ze geen geld hebben om de eigen woning te verduurzamen.”
“Energiearmoede hangt sterk samen met lage inkomens, maar aankomende winter gaan we een verschuiving zien naar de middeninkomens. Dat levert in toenemende mate schrijnende gevallen op”, verwacht Agterbosch. De onderzoekers van dit bureau namen de afgelopen jaren enkele proefprojecten in Tilburg, Breda, 's-Hertogenbosch en Bernheze onder de loep, waarin gemeenten ook de minder kapitaalkrachtige bewoners wilden meekrijgen in de energietransitie. Die proefprojecten liepen in 2019 en 2020 onder de noemer ‘Energie voor Iedereen’. Via (coronaproof) straatgesprekken, persoonlijke gesprekken, illustraties en hulp bij het rekenwerk, werkten deze vier gemeenten samen met Enpuls en de provincie Noord-Brabant om rond de energietransitie de motieven, kansen en knelpunten te achterhalen bij bewoners met een smalle beurs. De onderzoekers keken welke huishoudens getroffen zijn, hoe ze steun voor de overgang naar duurzamer wonen konden krijgen en hoe ze daarvoor bij mensen binnen konden komen
Compenseren?
Agterbosch: “Van de doelgroep ‘koop’ – met al z’n segmenten – verwachten we in Nederland dat ze zelf investeren om hun woning te verduurzamen. We vragen qua energietransitie dus iets heel anders dan aan huurders. Zij zijn voor het verduurzamen van de woning afhankelijk van de verhuurder. Als het gaat om het energieverbruik, dan heb je grofweg drie benaderingen om de kosten te drukken. Ten eerste zoals nu gebeurt: compenseren van iedereen. Daar schieten we structureel niks mee op, maar het dempt de rekening wel. Tweede benadering is ‘gedrag achter de voordeur’. Dan heb je het over energiecoaching en kleine maatregelen. Overal in Nederland zijn initiatieven die erop gericht zijn huishoudens actief te ondersteunen bij het verlagen van de energierekening. Dat kan door gebruik van eenvoudige isolatiemaatregelen, zoals het plaatsen van tochtstrips, aanbrengen van radiatorfolie en het opvolgen van energiebespaartips. Zinvol, want het helpt inderdaad om energiegebruik en de kosten naar beneden te brengen. Tegelijkertijd is dat niet een structurele oplossing voor huishoudens in energetische slechte woningen, omdat deze maatregelen niet genoeg zoden aan de dijk zetten om nú de stijging van de energierekening voldoende te compenseren.”
“Daar zit bovendien een ethische component aan. We gaan dan coachen bij de mensen die toch al relatief weinig energie gebruiken en waarbij soms al sprake is van onderconsumptie. Het gros van het gebruik zit bij de hogere inkomensgroepen. Daar komt geen coaching aan te pas, behalve door een algemene publiekscampagne.”
"We gaan dan coachen bij de mensen die toch al relatief weinig energie gebruiken."
Susanne Agterbosch
Energie ontmoet Sociaal
“Het derde wat je kan doen is de woning zelf daadwerkelijk aanpakken. Bij sociale huurders gaat dat via collectieve renovatie- en onderhoudsprocessen van de woningcorporaties, maar dat geldt niet voor de mensen zonder investeringsruimte, in het lagere koopsegment.”
Daarmee doelt ze op één van de doelgroepen die centraal stond in het onderzoek dat Het PON & Telos in de afgelopen jaren deed naar verschillende Brabantse gemeentelijke proefprojecten. Uit dat onderzoek destilleerde het bureau een handvol lessen.
De basis van de proefprojecten is dat in 2050 alle woningen in Nederland moeten zijn verduurzaamd en dat betekent dat ook de huishoudens met een smalle beurs mee moeten doen. Op het eerste gezicht lijkt dat een puur technische of economische klus. Maar Agterbosch en haar collega’s stelden vast: “Het is ook een grote sociaal-maatschappelijke opgave. Via het onderzoek wilden we weten hoe je ervoor kan zorgen dat iedereen mee kan doen aan de energietransitie. Dan moet je dus onderscheid maken in doelgroepen zoals koop, sociale huur, particuliere huur en weten waarom mensen bepaalde keuzes maken, welke capaciteiten en mogelijkheden ze hebben en hoe je ze het beste aanspreekt”, zo licht ze toe.
“‘Inzet en samenwerking vanuit zowel het energiedomein als het sociale domein binnen gemeenten is essentieel’, luidt de eerste conclusie van ons onderzoek. Daarnaast is maatwerk nodig – en dat heeft ook te maken met communicatie; ‘je moet aansluiten bij de leefwereld van huishoudens met een smalle beurs’, was een andere belangrijke les, net als ‘vertrouwen creëren bij deze huishoudens’, met begrijpelijke visuele informatie, gedoseerd en met (de mogelijkheid tot) persoonlijk contact met bijvoorbeeld een onafhankelijke contactpersoon. Ook moet de timing goed zijn voor een huishouden. En tot slot spelen financiële regelingen een belangrijke rol. Dat gaat om subsidies, hypotheekvormen en groene leningen, waar woningeigenaren met een smalle beurs vaak geen gebruik van kunnen maken. Ook dat moet anders.”
Vrijblijvend
Maar waarom zijn we eigenlijk zo laat met het ‘ombouwen’ van al die woningen, waarom zijn er pas in de laatste paar jaar proefprojecten – zoals in de Brabantse gemeenten – om iedereen mee te laten doen? Agterbosch ziet dat kansen zijn blijven liggen. “We laten in Nederland veel aan de markt over. Er is lange tijd gekozen voor een neoliberale koers, gebaseerd op marktwerking, om particuliere woningen te verduurzamen: subsidies en fiscale aftrekmogelijkheden in combinatie met het sturen op eigen initiatief van burgers. Dat leidt bij slechts een klein deel van de samenleving tot vergroening en dat zijn niet de lagere inkomensgroepen. De energietransitie hebben we dus lange tijd zo vormgegeven, dat iedereen mee mág doen – maar niet iedereen dat kan dat of dat doet. En dat was ook lange tijd ‘geen probleem’, zo’n gevoel kreeg je erbij. Het bleef heel vrijblijvend.”
“Nou werkt zo’n aanpak nog wel bij hogere-inkomensgroepen in de koopsector, die het zelf kunnen betalen. Ook voor een deel van de huurders is er een route, waar corporaties de duurzame kar trekken” nuanceert Agterbosch. “Maar er was, is en blijft te weinig aandacht voor een structurele oplossing voor slechte koopwoningen, waar de bewoners geen financiële ruimte hebben, maar wel hoge stookkosten – als ze de thermostaat nog omhoog durven draaien. Maar nu die groep opeens veel groter wordt, komt het wél op de agenda.”
Gespikkeld
“Feit is dat je zonder energie niet kunt communiceren, je eten niet kunt koelen, etcetera. Als we energie dus zien als een basisbehoefte waar iedereen toegang toe zou moeten hebben, dan moeten we zorgen dat ook particuliere woningeigenaren met een beperkt inkomen zonder leenruimte kunnen meedoen. Maar we hebben in Nederland heel lang niet gekozen voor structurele en systematische aanpak om de hele woningvoorraad mee te nemen. Die keuze is eigenlijk pas gemaakt bij het Klimaatakkoord”, analyseert ze. “Daarin zijn de doelstellingen zó geformuleerd dat je ze alleen haalt als alle zeven miljoen woningen worden meegenomen. Toen pas kwam er urgentie en daaruit volgen de wijkaanpakken. En hoe dat goed te organiseren, dat kristalliseert zich nu pas uit – inclusief het aanbod dat je doet, de manier waarop je communiceert, hoe je omgaat met wantrouwen – en hoe je er als gemeente en woningcorporatie bijvoorbeeld voor zorgt dat ook ‘gespikkeld bezit’, waar koop en huur door elkaar zit, kan worden meegenomen in een renovatieproject van een woningcorporatie.”
Er is geen goede dienstverlening voor de onderkant van de markt.
Kun je bewegen?
De prijsstijgingen helpen de motivatie om te verduurzamen op te krikken, maar Agterbosch voorziet dat “het effect het grootst is bij de mensen die kunnen bewegen, omdat ze de middelen hebben om te investeren. Gedragsverandering bestaat niet alleen uit motivatie; je moet ook de capaciteit en middelen hebben om te kunnen bewegen én een omgeving waarbinnen je kunt bewegen. Een deel van de woningeigenaren was al bezig; de één plaatst een warmtepomp, de ander zonnepanelen. Een veel grotere groep raakt nu gemotiveerd en wil ook iets doen. Die groep komt wel in beweging, als woningeigenaar. En een ander deel raakt gemotiveerd, omdat ze in de knel komen – maar ontdekken dan dat ze niet kunnen. Het is een te grote investering.”
Bij die categorie die verspreid over Nederland woont, zit volgens Agterbosch een hardnekkig probleem, namelijk: “Er is geen goede dienstverlening voor de onderkant van de markt, voor woningeigenaren zonder leenruimte. Los van lokale regelingen resteert er voor die groep alleen de Energiebespaarhypotheek van het Nationaal Warmtefonds. Die krijg je zelfs als je met schulden geregistreerd staat bij het Bureau Krediet Registratie, op voorwaarde dat je in een gemeentelijke wijkaanpak zit. Dat gaat ‘goed’ als je even weinig blijft verdienen. Maar als je inkomen stijgt, dan moet je gaan terugbetalen. Dat betekent dat je een groep mensen voorlopig vastpint op het huidige inkomen: ze verdienen meer, maar zijn de winst kwijt aan hogere hypotheeklasten. Hoe aantrekkelijk is dat, als je al weinig te besteden hebt?”